piraat

Piraten in de duinen

Als Mark en Sander met hun ouders op vakantie gaan naar de duinen, hebben ze daar helemaal geen zin in. Wat is er nou eigenlijk te doen daar? Niks toch? Maar als ze tijdens een fietstochtje iets geks vinden in de duinen, zou deze vakantie toch wel wat spannender kunnen worden dan ze van tevoren hadden gedacht!

Het verhaal

Mark en Sander kijken uit het autoraampje terwijl hun vader de auto naast het vakantiehuisje parkeert. Ze stappen uit en halen de koffers uit de kofferbak. 

“Wat is het hier stil”, zegt Mark somber. 

“Heerlijk hè”, zegt hun moeder met een glimlach. “Je hoort hier alleen maar vogels en het geluid van de zee.” De twee broers zetten hun koffers in hun slaapkamer en kijken uit het kleine raampje. Ze zien niks anders dan kale duinen en een paar andere vakantiehuisjes in de verte. 

“Twee weken op vakantie in de duinen. Wie wil dat nou niet? Dat wordt een geweldige vakantie”, had hun moeder gezegd. Mark en Sander waren daar nog niet zo zeker van. Wat was er nou eigenlijk te doen in de duinen? Ze wilden veel liever naar een echte camping. Zo eentje met een groot zwembad en een snackbar waar je ijsjes kon halen. Met een speeltuin waar ook andere kinderen waren en een speelhal waar je kon knutselen en tafeltennissen. Eentje die in de buurt was van pretparken en klimbossen. Ze wilden helemaal niet twee weken lang schelpjes zoeken op het strand. 

Nadat ze alles uitgepakt hebben, vraagt Mark aan zijn moeder of hij en Sander een stukje mogen fietsen. 

“Natuurlijk”, zegt ze. “Maar wel in de buurt blijven en op tijd terug zijn voor het eten.” De twee broers beloven het plechtig en gaan meteen hun fietsen halen die naast het huisje staan in een klein schuurtje. 

“Welke kant zullen we op?” vraagt Sander. 

“Laten we die kant opgaan”, zegt Mark en wijst naar een pad die langs het strand door de duinen loopt. Samen gaan ze op weg. Met sombere gezichten fietsen ze een tijdje over het pad. Ze komen maar één man tegen met een hond, maar verder is er helemaal niemand te zien. 

“Er is hier echt helemaal niks te doen”, zegt Sander. 

“Wat een saaie vakantie”, zegt Mark. Waarom moesten hun ouders hier zo nodig heen? Al hun klasgenootjes zouden de gaafste vakantieverhalen hebben als ze weer op school kwamen. Wat moesten zij zeggen als het hun beurt was om te zeggen wat ze in de vakantie hadden gedaan?

—————————-

Plotseling springt Mark van zijn fiets. Sander kijkt verbaasd naar zijn broer. Wat doet hij nou?

“Moet je kijken!” roept Mark terwijl hij verder de duinen in rent.

“Ik zie niks”, zegt Sander. Maar hij springt ook van zijn fiets en rent achter zijn broer aan. 

“Kijk hier”, zegt Mark. Hij buigt wat gras opzij en dan ziet Sander het ook. Er ligt een jongen in het zand! Hij lijkt te slapen. Mark schud aan zijn arm. 

“Hé, wakker worden”, zegt hij. Maar de jongen doet zijn ogen niet open. Sander probeert het ook, maar de jongen wordt nog steeds niet wakker. 

“Wat doen we nu?” vraagt Sander aan zijn broer. Maar die weet het ook niet. 

Wat heeft de jongen gekke kleren aan! Hij heeft een korte broek aan en een gestreept shirt. En hij is op blote voeten. Om zijn hoofd heeft hij een gekleurde doek geknoopt. En aan zijn brede riem hangt zelfs een zwaard. Zou die echt zijn? 

“Misschien is hij een piraat!” zegt Sander enthousiast. 

“Piraten varen toch op zee? Wat doet hij dan in de duinen?” vraagt Mark. Sander haalt zijn schouders op.

“Misschien om een schat te begraven.”

“Hij is vast niet echt een piraat”, zegt Mark. Maar dan ziet Sander iets liggen een stukje verderop.

“Hé, wat is dat?” zegt hij. 

“Waar? Ik zie niks”, zegt Mark. Maar Sander is al opgestaan. Hij loopt een stukje verder en houdt dan iets zwarts omhoog.

“Wat is het?” vraagt Mark. Als Sander weer terugkomt laat hij het zien. Het is een hoed. 

“En kijk!” Hij wijst naar de voorkant van de hoed. Daar staat een wit doodshoofd op. Mark en Sander kijken elkaar aan. Dan moet de jongen wel een echte piraat zijn!

Precies op dat moment doet de jongen zijn ogen open. Hij schiet omhoog en kijkt bang om zich heen. Mark en Sander schrikken zich een hoedje.

“Waar ben ik?” vraagt de jongen als hij de broers ziet. 

“Uhm, in de duinen”, zegt Mark.

“Oh…. Oh ja”, mompelt de jongen knikkend als hij het strand en de zee ziet.

“Ben je een echte piraat?” vraagt Sander. Mark kijkt zijn broer boos aan. Dat is onbeleefd om zomaar te vragen! Maar de jongen vindt het niet erg.

“Natuurlijk”, zegt hij. 

“Heb je een schat begraven in de duinen?” vraagt Sander. Hij heeft wel zin in schatzoeken! Maar de jongen schudt zijn hoofd. Nu is ook Mark nieuwsgierig.

“Wat doe je hier dan?” vraagt hij.

“Er was een storm”, zegt de jongen met een zucht. “Een vreselijke storm. Ik sloeg overboord. Gelukkig kon ik me vasthouden aan een stuk hout. Anders was ik verdronken. Wat er daarna gebeurde weet ik niet. En toen werd ik hier wakker.”

“Wow”, zeggen Mark en Sander tegelijkertijd. Wat een verhaal!

“Wat ga je nu doen?” vraagt Mark. De jongen staat op en kijkt naar de zee. 

“Ik weet het niet. Wachten tot het schip mij op komt halen denk ik.”

“Komt het schip hier?” vraagt Sander blij. “Mogen wij met je mee wachten? Ik wil dat schip wel eens zien.” De jongen haalt zijn schouders op.

“Van mij wel”, zegt hij. Mark en Sander kijken elkaar blij aan. De drie jongens lopen samen naar het strand. 

“Hoe heet je eigenlijk?” vraagt Mark.

“Ik heet Billy”, zegt de jongen. Mark knikt.

“Ik ben Mark en dat is mijn broer Sander.”

Als ze met z’n drieën op het strand staan, kijkt Billy bezorgd naar de zee. Zal het lang duren voordat ze hem komen ophalen? Mark ziet dat Billy bezorgd is. 

“Misschien kunnen we iets leuks doen?” zegt hij. “Dan gaat de tijd sneller.”

“Oké”, zegt Billy. Hij kijkt al wat blijer. “Wat wil je doen?” Mark wijst naar het zwaard aan Billy’s riem. Sander begint blij op een neer te springen.

“Ja! Zwaardvechten!” roept hij.

“Kun je het ons leren?” vraagt Mark.

“Ja hoor”, zegt Billy. De jongens gaan meteen op zoek naar takken die ze kunnen gebruiken als zwaard. Die hebben ze al snel gevonden. Billy gebruikt ook een tak, want zijn echte zwaard is veel te scherp. Dan zou hij de takken van Mark en Sander zo in tweeën hakken.

—————————-

Zo staan ze een tijdje op het strand te zwaardvechten. Sander en Mark worden steeds beter. Mark wint zelfs bijna een keer van Billy.

“Moet je kijken!” roept Sander opeens. Hij wijst naar de zee.

Er is een groot schip aan de horizon verschenen. Hij heeft zwarte zeilen en een vlag met een doodshoofd. Mark laat van schrik zijn tak vallen. 

“Hoera, ik ben gered!” roept Billy blij. Het schip komt steeds dichter bij het strand. Wat is hij groot! Mark en Sander kunnen hun ogen er niet vanaf houden. Het schip blijft een stuk van het strand af liggen.

“Hoe kom je nu helemaal daar?” vraagt Sander. Billy wijst naar een klein roeibootje die naar het strand vaart. Als hij dichterbij komt, zien ze een man met een lange baard en een grote hoed in het bootje zitten. Dat moet de kapitein wel zijn.

“Dat is mijn vader”, zegt Billy lachend. Mark en Sander kijken hem met open mond aan.

“Jouw vader is de piratenkapitein?” vraagt Mark. Billy knikt. 

Niet veel later staat Billy’s vader op het strand. Hij is groot en breed en kijkt nors naar de drie jongens. Over zijn wang loopt een lang litteken. Mark en Sander staren bang naar hun voeten. Ze durven zich niet te bewegen. Maar Billy legt snel uit wat er gebeurd is en dat Mark en Sander hem hebben geholpen. De kapitein kijkt meteen minder nors. Dan geeft hij de broers een stevige hand en klopt ze op hun schouders.

“Heel erg bedankt, jongens”, zegt hij met een zware stem. Als Billy vertelt dat hij Mark en Sander zwaardvechten aan het leren is, wil hij weleens zien wat ze geleerd hebben. De broers laten zien wat ze allemaal al kunnen. De kapitein is onder de indruk. 

“Jullie hebben talent! Jullie worden vast ooit nog eens echte piraten. Vooral goed blijven oefenen!” Hij slaat zijn arm om Billy heen.

“Het spijt me, jongens, maar Billy en ik moeten nu gaan.”

Sander en Mark nemen afscheid van Billy. Ze beloven hem dat ze goed zullen oefenen met zwaardvechten. Ze kijken toe hoe Billy met zijn vader in het roeibootje terug naar het schip vaart. Als hij op het schip staat, zwaait hij naar de broers. Ze zwaaien terug en zien het schip wegvaren. Ze blijven kijken tot het schip helemaal verdwenen is. Daarna gaan ze pas naar huis. 

Daar vertellen ze alles wat ze hebben meegemaakt, maar hun ouders geloven hen niet. 

“Wat fijn dat jullie zo leuk hebben gespeeld”, zegt hun moeder alleen maar. Mark en Sander zuchten, maar zeggen verder niks.

Na het eten tikt Mark Sander aan. Hij wijst naar de achtertuin. Daar liggen allemaal takken op de grond. Sander knikt blij en samen rennen ze naar buiten. Ze oefenen de hele avond met zwaardvechten, totdat ze naar bed moeten. Hun moeder komt ze een kus brengen.

“Morgen wordt het mooi strandweer. Zullen we dan naar het strand gaan?”

“Oké!” zeggen de broers tegelijkertijd en ze moeten lachen. Wie weet wat ze morgen allemaal gaan beleven daar. Misschien vinden ze wel een schat of een flesje met een brief erin van Billy.

Deze vakantie kan nog weleens een stuk spannender worden dan ze dachten!

 

Verder lezen? Bekijk alle verhaaltjes voor kleuters of avonturenverhalen.