kinderverhaal

De sneeuwpop die zijn neus kwijt was

Als Oskar de sneeuwpop ’s ochtends wakker wordt, heeft hij al snel door dat er iets niet klopt. Zijn neus is weg! Zouden de voetstappen in de sneeuw een aanwijzing kunnen zijn? Oskar besluit het spoor te volgen en op zoek te gaan naar zijn neus. 

Het verhaal

Op een koude, maar zonnige winterochtend werd Oskar de sneeuwpop wakker van het geluid van spelende kinderen. Gapend deed hij zijn ogen open en zag een stukje verderop drie kinderen op hun slee van de heuvel glijden. Elke keer als ze beneden kwamen, pakten ze de slee op en renden weer naar boven om nog een keer van de heuvel te glijden. En nog een keer. En nog een keer. Ze hadden de grootste pret en Oskar glimlachte toen ze voor de zoveelste keer op de slee sprongen en met z’n drieën in een grote bult sneeuw terecht kwamen. Gierend van het lachen klopten ze de sneeuw van elkaars jassen. 

De zon liet de sneeuw glinsteren als diamantjes en de vogeltjes zongen vrolijk in de kale bomen. Het was een hele mooie dag, maar toch had Oskar het gevoel dat er iets niet klopte. Hij keek om zich heen en zag de huizen, het bos, de heuvels en de paden die er altijd waren. Er leek niks te zijn veranderd. Toch was het alsof er iets miste. Maar wat dan? 

Opeens merkte Oskar dat zijn hoofd een stuk minder zwaar was dan normaal. En dan vooral aan de voorkant. Voorzichtig voelde hij aan zijn hoofd en schrok zich toen een hoedje. Hij had een gat in het midden van zijn gezicht, precies op de plek waar eerst nog zijn neus had gezeten. Zijn neus was weg! Hoe kon dat nou? Hij wist zeker dat hij nog een neus had toen hij gisteravond ging slapen. Zou het misschien van zijn hoofd zijn gevallen en begraven liggen onder het verse pak sneeuw? Oskar keek zoekend om zich heen, maar zag niks wat op zijn neus leek. Hij begon te graven en te graven, maar vond niks. Wat nu? Gelukkig had hij nog wel zijn ogen en zijn sjaal en zijn knopen, maar hij was gewoon niet compleet zonder neus.  

Plotseling zag hij iets in de sneeuw wat hij nog niet eerder had gezien. Dat leken wel voetstappen! Ze gingen richting het bos. Oskar twijfelde. Hij was heel nieuwsgierig van wie de voetstappen waren, maar was ook een beetje bang om alleen het bos in te gaan. Uiteindelijk besloot hij om toch maar het spoor te volgen. Misschien wist degene van wie de voetstappen waren immers wel waar zijn neus gebleven was. 

Vol goede moed ging Oskar op pad en volgde hij de voetstappen het bos in. Maar hij had nog maar een paar stappen gezet toen hij plotseling bleef staan. Wat nou als hij zijn neus helemaal niet had verloren, maar iemand hem had gestolen? Misschien zou hij hem dan wel helemaal niet teruggeven. Of nog erger, misschien wilde hij ook wel zijn sjaal stelen. Of zijn mooie glimmende knopen! Oskar begon te bibberen. Maar toen schudde hij zijn hoofd. Wat er ook was gebeurd, hij moest proberen om zijn neus terug te krijgen, want zo was hij niet compleet. 

Dapper vervolgde hij zijn pad en kwam hij na een tijdje een groepje rendieren tegen die in het bos stonden de grazen. 

“Hallo”, zei Oskar vriendelijk. “Ik ben op zoek naar mijn neus. Hebben jullie hem soms gezien?” Maar helaas, de rendieren schudden hun hoofd. Oskar bedankte de rendieren en ging verder het bos in. Onderweg kwam hij eerst een eekhoorn, toen een haas en daarna een egel tegen, maar ook zij hadden zijn neus niet gezien.

————————————— 

Toen hij al uren had gelopen en zijn voeten hem bijna niet meer konden dragen, kwam Oskar aan bij een enorm bevroren meer. De voetstappen in de sneeuw liepen tot aan de rand en verdwenen toen. Welke kant moest hij op? Het meer was zo groot dat het bijna onmogelijk was om de sporen aan de overkant weer terug te vinden zonder aanwijzing. Verdrietig liet Oskar zijn hoofd hangen. Precies op het moment dat hij besloot om dan toch maar terug te gaan naar huis, hoorde hij een stem boven zijn hoofd.

“Sneeuwpop!” zei de stem. “Waarom kijk je zo verdrietig?” Oskar keek omhoog en zag een mooie ijsvogel in een boom zitten. 

“Oh, hallo, ijsvogel”, zei Oskar beleefd. “Ik ben mijn neus kwijt en ik probeer hem terug te vinden. Maar ik denk niet dat het gaat lukken.”

“Dat is vervelend, zeg. Waar heb je hem voor het laatst gezien?”

“Ik had hem nog toen ik ging slapen en toen ik wakker werd was hij weg. Maar ik zag wel voetstappen in de sneeuw. Dus ik dacht, misschien is er ‘s nachts iemand langs gekomen en weet die wel waar hij is!” Hij keek de ijsvogel somber aan. “Maar nu ben ik het spoor kwijtgeraakt.”

“Dat is jammer”, knikte de ijsvogel meelevend. Oskar keek hem hoopvol aan.

“Of weet jij misschien waar mijn neus is?”

“Hmm”, zei de ijsvogel en hij dacht een tijdje diep na. “Ik heb wel een neus voorbij zien komen. Wie weet, misschien was het die van jou wel.”

“Echt waar? Heb je gezien welke kant hij op ging?”

“Zeker weten”, knikte de ijsvogel en hij wees met zijn vleugel naar de overkant van het meer. “Hij ging schuin over het ijs en daar rechts bij die twee dennenbomen ging hij het bos in.”

“Dank je wel!” riep Oskar blij. Hij zei gedag tegen de ijsvogel en liep het meer op. Hij was zo opgewonden dat hij een paar keer uitgleed op het gladde ijs, maar uiteindelijk kwam hij toch heelhuids aan bij de twee bomen die de ijsvogel had aangewezen. En ja hoor, daar waren de voetstappen weer. Wat een geluk! Oskar maakte een sprongetje van blijdschap en ging weer achter het spoor in de sneeuw aan.

—————————————

Des te langer hij liep, des te harder het ging waaien en des te moeilijker de voetstappen te zien waren. Het duurde niet lang voordat de voetstappen nog maar kleine deukjes in de sneeuw waren. Oskar raakte het spoor een paar keer kwijt, maar vond het steeds weer terug. Toch vaagde de wind de voetstappen na een tijdje helemaal weg en was er geen spoor meer om te volgen. Wat nu? Oskar keek een beetje verloren om zich heen. 

Plotseling zag hij een kringeltje rook boven de bomen uit komen. Nieuwsgierig liep hij in de richting waar de rook vandaan kwam. Het duurde niet lang voordat hij een klein huisje tussen de bomen zag staan. Het was een simpel huisje, maar zag er heel gezellig uit. Het had een rokende schoorsteen, een kleine voortuin waar een houten hekje omheen was gebouwd en een knalrode voordeur die versierd was met een krans van groene bladeren en rode bessen. Het deed Oskar denken aan de huizen in het dorp waar hij vandaan kwam. Hij glimlachte bij de gedachte en hoopte dat hij snel weer terug naar huis kon gaan, want hij kreeg nu toch wel een beetje heimwee. Als hij nu maar zijn neus terug kon vinden…

De schoorsteen rookte, dus misschien was er wel iemand thuis. Dan kon hij vragen of ze zijn neus hadden gezien. Vastberaden liep Oskar naar het houten hek en duwde er tegenaan. Het ging zacht piepend open. Zodra hij in de tuin stond en naar de voordeur wilde lopen, zag hij een sneeuwpop in de hoek van de tuin staan. Dat kwam goed uit! Als iemand zijn neus voorbij had zien komen, dan was hij het wel. 

Maar de sneeuwpop zag Oskar niet, want hij sliep. Oskar bekeek hem eens goed. Hij was een stuk groter dan hem en zo te zien ook een stuk ouder. Er waren allemaal stukjes sneeuw uit zijn lijf gevallen, waardoor hij een gekke vorm had en zijn hoofd niet meer helemaal rond was. Hij had een bezem en een hark als armen en op zijn hoofd had hij een hoge hoed. Zijn neus was een grote wortel. En die kwam Oskar wel heel bekend voor. Hij kon zijn ogen niet geloven. Het was zijn neus! 

Oskar schraapte luid zijn keel in de hoop dat de sneeuwpop wakker werd, maar hij reageerde niet. 

“Hallo?”, zei Oskar vriendelijk, maar de sneeuwpop reageerde nog steeds niet. Oskar probeerde het nog een keer, dit keer nog iets luider. 

“Hallo!” De sneeuwpop werd nu wel wakker. 

“Wie is daar?” riep hij geschrokken. Toen zag hij Oskar staan. “Oh, hallo. Wie ben jij?” 

“Ik ben Oskar. En wie ben jij?”

“Olivier”, zei de sneeuwpop gapend. “Wat doe je in mijn tuin?” Plotseling werd Oskar een beetje verlegen. Hoe moest hij nu uitleggen dat hij zijn neus graag terug wilde?

“Ik… eh…” Hij begon nerveus cirkeltjes in de sneeuw te tekenen met zijn voet. “Ik kwam hier eigenlijk om hulp te vragen. Ik ben mijn neus kwijt en ik ben al de hele dag op zoek.”

“Ach ja, ik zie het.” Olivier bestudeerde Oskars hoofd en zag het gat waar zijn neus had gezeten. “Het is belangrijk voor een sneeuwpop om een goede neus te hebben. Ik had ook een tijdje geen neus meer, maar vanochtend kreeg ik deze mooie nieuwe neus van hem.” Olivier wees trots met zijn bezemarm naar een klein jongetje die net het huis uit kwam rennen en sneeuwballen begon te maken. Vol medelijden keek Olivier naar Oskar. “Hoe kan ik je helpen?”

“Het zit zo…” begon Oskar. Hij durfde Olivier niet aan te kijken en begon weer cirkeltjes te tekenen met zijn voet. “Ik denk – of nou ja, ik weet het eigenlijk wel zeker – dat die neus die jij draagt eigenlijk… nou eh… mijn neus is.” Olivier keek hem peinzend aan.

“Weet je heel zeker dat dit jouw neus was? Misschien lijkt hij er gewoon heel erg op. De meeste neuzen lijken een beetje op elkaar, weet je.” Oskar schudde zijn hoofd.

“Ik weet het echt heel zeker. Mag ik hem alsjeblieft weer terug?” Olivier dacht zo diep na dat er door de inspanning nog een paar stukjes sneeuw onder zijn hoge hoed vandaan vielen.

“Kijk, het zit zo. Als ik mijn neus aan jou geef, dan heb ik zelf geen neus meer.”

“Dat is waar”, zei Oskar. Daar had hij nog niet over nagedacht. En nu? Moest hij zonder zijn neus weer naar huis? In gedachten verzonken keek hij naar het jongetje die sneeuwballen tegen een boom aan het gooien was. De volgende sneeuwbal die hij maakte was veel te groot en viel uiteen in zijn handen. Hij maakte er twee kleinere sneeuwballen van. Met een tevreden gezicht pakte hij er een in elke hand en gooide ze tegelijkertijd tegen de boom. Ze waren allebei raak. Het jongetje sprong op een neer van plezier en boog zich snel naar grond om nog meer sneeuwballen te maken. 

Opeens kreeg Oskar een geweldig idee. 

“Olivier?” vroeg hij.

“Hmm?” zei Olivier. Hij was al weer bijna in slaap gevallen.

“Wat zou je ervan vinden als we allebei een mooie neus hadden?”

“Dat zou leuk zijn, maar hoe wil je dat doen? We hebben er maar een en we zijn met z’n tweeën.”

“Als we de neus delen, dan hebben we allebei een neus!” Verwachtingsvol keek hij Oskar aan.

“Ik weet het niet hoor”, zei Olivier twijfelend. Maar Oskar gaf niet op. Hij was vastberaden om terug naar huis te gaan met een neus.

“Weet je wat”, zei hij nadat hij even had nagedacht. “Jij mag kiezen welke helft je wil. Wat vind je daarvan?” Dat idee beviel Olivier wel, maar hij twijfelde nog steeds. 

“Goed dan”, zei hij uiteindelijk toen hij Oskars hoopvolle blik zag. Heel voorzichtig haalde hij zijn neus uit de sneeuw van zijn hoofd en gaf hem aan Oskar. Blij keek Oskar ernaar. Eindelijk had hij zijn neus weer terug! Het was jammer dat hij hem doormidden moest breken, maar dat was alleen maar eerlijk. Heel voorzichtig brak hij hem precies in het midden. Hij hield de twee stukken in zijn handen en stak ze uit naar Olivier.

“Kies er maar eentje”, zei hij. Olivier dacht even na en pakte toen het breedste stuk. 

“Want”, zo zei hij, “die is groter en dat past beter bij mij.” Oskar was blij, want hij had het puntje. Hoewel de neus nu een stuk korter was, zou het toch bijna zijn alsof er niks was gebeurd. Tevreden deed hij de neus weer op de plek waar hij hoorde. Hij zorgde er voor dat hij goed vast zat, want hij wilde zijn neus niet weer verliezen. Olivier deed hetzelfde en duwde zijn neus stevig in de sneeuw van zijn hoofd. Tevreden keken ze elkaar aan.

“Het spijt me dat je je neus kwijt was”, zei Olivier. 

“Ach”, zei Oskar, “dat geeft helemaal niet. Ik heb hem nu toch terug? En ik heb onderweg nog een vriend gemaakt ook.” 

“Echt waar? Wie dan?”

“Jij natuurlijk!” giechelde Oskar. Olivier begon te glunderen.

“Meen je dat? Zijn we nu vrienden?” vroeg hij blij. 

“Natuurlijk zijn we nu vrienden”, zei Oskar. “We delen zelfs een neus! Als dat geen vriendschap is dan weet ik het ook niet meer.”

 

Wil je verder lezen? Bekijk meer avonturenverhalen of kinderverhalen vanaf 6 jaar