sprookje-voorleesverhaal

Paddestoelen en zweetvoeten

Wanneer Alice en Tommy een heksenhuisje in het bos vinden waar de geur van versgebakken taartjes en gebak uit komt, begint hun hongerige maag meteen te rommelen. Maar wat als de heks thuis is? Durven ze naar binnen te gaan? Ga op avontuur met Alice en Tommy in dit spannende sprookje!

Het verhaal

“Ik lust geen paddestoelen,” zei Tommy terwijl hij een vies gezicht trok en met zijn vork in zijn eten prikte. Zijn tweelingzus Alice trok hetzelfde gezicht, maar ze zei niks. Ze staarde alleen maar naar haar eten en verschoof het van de ene kant van het bord naar de andere. Hun moeder zuchtte. 

“We hebben nu even niks anders. Ga na het eten maar bessen zoeken in het bos, dan maak ik morgen mijn speciale bessentoetje. Dan hebben we morgen in ieder geval iets lekkers na het eten.” 

Tommy en Alice woonden met hun moeder in een klein houten huisje aan de rand van een magisch bos. Ze hadden een veldje met een kleine schuur waar een aantal schapen, geiten en kippen rondliepen. Hun moeder verdiende geld door wol te spinnen en dit samen met geitenmelk en eieren te verkopen op de markt. Dit was helaas niet genoeg om van te leven, dus Tommy en Alice werden regelmatig het bos in gestuurd om eten te zoeken. Vaak kwamen ze thuis met bessen, bramen, nootjes en als ze geluk hadden wat appels of peren. Maar bovenal vonden ze paddestoelen. Heel veel paddestoelen. Ze aten ze zo vaak dat Tommy en Alice hun neus optrokken alleen al bij de gedachte aan paddestoelen. Ze deden hun best om niet te klagen, want ze wisten dat hun moeder alles deed wat ze kon, maar vandaag was al de vierde dag op een rij dat ze paddestoelen aten en ze konden het niet meer door hun keel krijgen. Soms droomde Alice dat ze toverkrachten had en de paddestoelen kon omtoveren tot kleurrijke taarten met drie lagen, een dikke laag roze glazuur en grote toeven slagroom. Als ze wakker werd, kon ze de taarten bijna proeven. Maar ze dacht er niet te veel bij na, want iedereen wist dat alleen de heksen die in het bos woonden konden toveren. Stiekem wenste ze wel eens dat ze eentje tegen zou komen, maar ze hoorde altijd van mensen in het dorp dat de heksen hun toverkunst graag op mensen uitprobeerden. Je kon maar beter uit hun buurt blijven zeiden ze, tenzij je graag in een muis of een eekhoorn veranderd wilde worden. Nee, Alice wist wel beter dan op zoek te gaan naar een heks. 

Toen Tommy en Alice uiteindelijk toch hun bordje leeg hadden gegeten, sprongen ze van hun stoel af en deden ze hun mantel aan. Ook pakten ze een grote rieten mand om bessen en andere lekkernijen in te verzamelen. 

“Voor het donker weer thuis zijn,’ waarschuwde hun moeder met een strenge blik.

“Ja, mam,” zeiden Tommy en Alice in koor. Ze gaven hun moeder een snelle zoen en renden toen de deur uit richting het bos. Het was een koude herfstavond en ze trokken hun mantel dichter om zich heen. Plotseling bleef Tommy staan en keek met een grijns naar zijn zus. Alice wist precies wat dat betekende.

“Wie het eerste bij de appelboom is!” riep hij en hij sprintte weg. 

“Hé!” riep Alice hem achterna. “Dat is niet eerlijk! Valse start!” 

Ze lachte en rende haar broer achterna. Even later vond ze hem naast de grote appelboom waar ze altijd heen gingen om appels te plukken. Hij stond voorover met zijn handen op zijn knieën en hijgde hard.

“Ik…win…alweer…” zei hij triomfantelijk.

“Valsspeler!” riep Alice. Ze rende op haar broer af tackelde hem zodat hij achterover in een hoop bladeren viel. Daarna begon ze hem te kietelen. 

“Zeg dat ik de winnaar ben,” lachte ze.

“Nooit!” riep Tommy terwijl hij heen en weer spartelde onder Alice haar kietelende vingers.

“Zeg het!”

“Aaaah! Oké, oké, hou op!” Alice hield op met kietelen en keek hem verwachtingsvol aan.

“Jij bent de winnaar…” zei Tommy. 

“Dank je,” zei Alice tevreden en ze stond op terwijl ze haar broer aan zijn arm omhoog trok.

“…als ik niet meedoe,” zei Tommy er snel achteraan met een grijns. Maar toen hij het wraaklustige gezicht van zijn zus zag maakt hij zich snel uit de voeten. Alice racete achter hem aan. Zo bleven ze een tijdje rennen totdat Tommy uit het niets stokstijf bleef staan. Alice botste bijna tegen hem op.

“Wat is er?” vroeg Alice.

“Moet je zien,” zei Tommy en hij wees naar een huisje dat een stukje verder tussen de bomen stond. “Daar moet wel een heks wonen.”

Alice kon niet anders dan hem gelijk geven. Dit was zonder twijfel een heksenhuisje. De ronde stenen waar het huisje van gemaakt was leken wel van marmer, zo glinsterden ze. De pompoenen die op het veldje ervoor groeiden waren zo groot en mooi dat ze uit een schilderij geplukt leken te zijn. Uit de schoorsteen op het dak kwam een groene damp die zo heerlijk ruikte dat de magen van Tommy en Alice spontaan begonnen te knorren. Beelde Alice het zich nou in of rook ze taartjes en gebak? Toen ze uit haar ooghoek naar Tommy keek, zag ze dat hij die lekkere geur ook had geroken. 

“Laten we naar binnen gaan,” zei Tommy dromerig. 

“Straks is de heks thuis,” fluisterde Alice bezorgd. 

Maar haar zorgen leken als sneeuw voor de zon te verdwijnen toen ze die geur van taart weer in haar neus kreeg. Ze verlangde er zo erg naar om naar het huisje te gaan dat de rieten mand zonder dat ze het merkte uit haar hand gleed en ze al drie stappen naar voren had gedaan. Ze keek opzij en zag dat Tommy ook in de richting van het huisje liep. Ze pakte zijn hand en samen liepen ze tussen de bomen door en over het pompoenveldje naar het huisje. Alice gluurde stiekem door het raam naar binnen om te kijken of er iemand thuis was. Ze zag geen heks, maar wat ze wel zag deed haar maag weer rommelen. In het midden van de keuken stond een grote, houten tafel die van begin tot eind vol stond met taartjes, gebakjes, koekjes en cakes. Er waren kleine fruitgebakjes met room, chocoladecupcakes met gekleurd glazuur, versierde peperkoekmannetjes, een oranje pompoencake en een slagroomtaart versierd met aardbeien, bramen en bessen. En in het midden van de tafel, tot Alice haar grote verbazing, stond de taart waar ze altijd van droomde. De taart met drie verdiepingen en een dikke laag aardbeienglazuur. Bovenop de taart stond een kleine witte eenhoorn gemaakt van suiker met een prachtige regenboogstaart. Even dacht Alice dat de eenhoorn naar haar knipoogde. Ze schudde haar hoofd. Dat kon toch niet? Alice hoorde de voordeur van het huisje piepen en zag dat Tommy al naar binnen liep.

“Tommy, wacht,” fluisterde Alice en ze liep snel achter hem aan.

“Kom Alice, er is hier niemand. En kijk naar al deze lekkernijen!” Met een glinstering in zijn ogen liep Tommy naar de tafel en nam hij langzaam een hap van een van de chocoladecupcakes. Daarna was hij niet meer te stoppen en wilde hij alles proeven. Iets in Alice zei dat dit geen goed idee was, maar ook zij kon zich niet meer inhouden. Ze rende naar de taart met drie verdiepingen en nam een grote hap. Dit smaakte precies zoals in haar droom! Ze nam de ene hap naar de andere en kon net als Tommy niet meer stoppen. 

Na een tijdje stopten Tommy en Alice met eten en grepen ze naar hun magen omdat ze zo ontzettend vol zaten en ze geen hap meer konden eten. Plotseling hoorden ze voetstappen bij het huisje. Alice keek door het raam en zag tot haar grote schrik dat de heks over het pompoenveldje naar het huisje liep. 

“Tommy, de heks! We moeten ons verstoppen!” fluisterde ze in paniek tegen haar broer. 

Tommy en Alice probeerden zich te verschuilen achter de tafel, maar het was al te laat. De heks was binnengekomen en had ze gezien. 

“Wie zijn jullie en wat doen jullie in mijn huisje?” vroeg de heks boos terwijl ze Tommy en Alice bij hun mantel greep en ze op twee stoelen in de hoek van de kamer zette. 

Alice en Tommy durfden niks te zeggen. 

“Nou?” zei de heks en ze keek de tweeling dringend aan.

Tommy was de eerste die zijn mond open deed. “We, eeeh… hadden honger en zagen de taartjes door het raam.” 

“En dus zijn jullie maar naar binnen gegaan en hebben jullie al mijn taartjes opgegeten?” vroeg de heks met een chagrijnige blik. 

Tommy keek naar zijn knieën en knikte zachtjes.

“Juist,” zei de heks en ze keek van Tommy naar Alice en weer terug. “Jullie verdienen een gepaste straf.” 

Tommy en Alice keken elkaar verschrikt aan, maar ze durfden niet te bewegen. De heks leek diep na te denken en wees toen met haar wijsvinger naar Alice. Alice begon te trillen van angst. Ze verandert ons in een muis! dacht ze paniekerig. Even gebeurde er niks en Alice begon al te hopen dat de heks niet kon toveren. Maar toen schoot er plotseling een groene flits uit de wijsvinger van de heks die Alice raakte. Een tweede groene flits schoot er meteen achteraan en raakte Tommy. Alice kneep haar ogen dicht en wachtte tot ze zou krimpen en een harige vacht en een lange staart kreeg. Maar er gebeurde niks en ze deed haar ogen langzaam weer open. Was de toverspreuk niet gelukt? Ze keek snel naar Tommy, maar ook hij was niet veranderd. De heks glimlachte en deed een stap opzij, zodat de weg naar de voordeur vrij was. Alice twijfelde niet en greep Tommy bij zijn mantel. Snel renden ze naar de deur, trokken hem open en raceten met z’n tweeën door het pompoenveldje naar het bos. Ze bleven maar rennen en rennen, totdat hun benen ze niet meer konden dragen. Hijgend vielen ze naast elkaar neer onder een grote eikenboom. 

“Wat…was…dat?” zei Tommy moeizaam. “Waarom…. zijn we niet…. in muizen… veranderd?”

“Ik weet….het niet,” zei Alice. “Misschien werkte de…spreuk niet?”

Even later keken Tommy en Alice elkaar aan. Ze kende elkaar zo goed dat ze allebei wisten wat de ander dacht: niks tegen mama zeggen!

Nadat ze waren uitgehijgd en van de schrik bekomen waren, gingen ze snel op zoek naar eten in het bos. Als ze zonder eten thuis zouden komen, dan zou hun moeder meteen weten dat er iets was gebeurd. Tommy en Alice verzamelden snel en zonder iets te zeggen een behoorlijk voorraadje aan bessen, beukennootjes en een paar appels. Gelukkig had Alice de rieten mand nog net van de grond kunnen pakken toen ze wegvluchtten van het huisje van de heks, anders had hun moeder zeker gevraagd waar de mand was gebleven. Toen het mandje redelijk vol was, begon het langzaamaan schemerig te worden. 

“Kom, we gaan naar huis,” zei Tommy tegen zijn zus. “Anders zijn we niet voor het donker thuis.”

Des te dichter ze bij hun huis in de buurt kwamen, des te meer voelden Alice en Tommy hun maag weer rommelen. Tommy keek verlangend naar het fruit en de nootjes in de mand en ook Alice had heel erg zin in een appel. “Eentje kan geen kwaad,” zeiden ze tegen elkaar en ze pakten beide een appel. Al na één hap trok Tommy een vies gezicht.

“Bah! Dit smaakt naar zweetvoeten!” zei hij terwijl hij de hap appel uitspuugde. Een seconde later spuugde ook Alice haar stukje appel uit. 

“Zweetvoeten! Hoe kan dat nou?” vroeg ze verbaasd.

Verschrikt keken ze elkaar aan. Ze probeerden een paar bessen, maar ook die smaakten naar zweetvoeten. Hetzelfde gebeurde bij de beukennootjes. Even dacht Alice diep na.

“De heks!” zei ze plotseling en haar ogen werden groot. “De toverspreuk werkte wel! Alles wat we eten smaakt nu naar zweetvoeten.” 

“Oh nee!” riep Tommy. Hij wist dat zijn zus gelijk had. Dit was de straf die ze kregen voor het eten van de taartjes en cakes.

Met verslagen gezichten liepen ze langzaam weer naar huis. Toen hun moeder hun gezichten zag, zei ze “wat is er aan de hand?” De tweeling mompelde iets over appels en zweetvoeten, maar hun moeder begreep er niks van. Met sippe gezichten gingen Tommy en Alice meteen naar bed. Wat als ze nooit meer iets konden eten zonder zweetvoeten te proeven? Wat als ze nooit meer konden genieten van taartjes en koekjes en de bessentoetjes die hun moeder altijd maken? 

De volgende ochtend zaten Alice en Tommy met sombere gezichten aan het ontbijt. Door de spreuk smaakte ook hun pap naar zweetvoeten. Met lange tanden aten ze het op. Hun moeder vroeg steeds wat er mis was, maar de tweeling zei niks. Na het ontbijt gingen ze met hun moeder naar de markt in het dorp om wol en eieren te verkopen. Het was een lange dag en toen ze aan het eind van de middag weer thuis kwamen, waren ze alledrie moe en hongerig. Hun moeder maakt snel het eten klaar en zette het daarna met een bezorgd gezicht op tafel.

“Sorry jongens, we eten weer paddestoelen vandaag,” zei ze en ze wachtte op het commentaar van haar kinderen. Maar Tommy en Alice zeiden niks en schepten braaf hun bord vol. Het zal toch naar zweetvoeten smaken, dachten ze somber. Toen Tommy na lang aarzelen toch maar een hap nam omdat hij zo’n honger had, schoot hij plotseling omhoog van zijn stoel. Hij keek zijn zus met grote ogen aan.

“Dit smaakt naar… paddestoelen!” riep hij enthousiast.

“Dat kan niet,” zei Alice verbaasd. Ze nam snel een hap om het te proberen. 

“Paddestoelen!” riep ze tegen Tommy. Alice en Tommy sprongen elkaar in de armen en dansten een rondje om de tafel. Hun moeder snapte er niks van. Alice en Tommy gingen snel weer zitten en aten in een mum van tijd hun hele bord leeg. Ook het bessentoetje van hun moeder die ze daarna kregen was binnen een minuut op. Hun moeder keek van Alice naar Tommy en weer terug, maar ze begreep het nog steeds niet. 

Een paar uur later lagen Tommy en Alice in bed en kwam hun moeder nog even langs om welterusten te zeggen. Voordat ze de deur van de slaapkamer dicht deed, vroeg ze nog snel “wat willen jullie morgen eten?” Tommy en Alice keken elkaar aan en riepen tegelijkertijd “paddestoelen!” Ze konden allebei niet meer ophouden met lachen. Hun moeder schudde haar hoofd en deed de deur dicht. Wat een vreemde kinderen had ze toch!

 

Verder lezen? Bekijk meer sprookjes of kinderverhalen voor 8-10 jaar