Iedereen in de straat kent Olaf met zijn rode wagentje en gele regenjas. Hij staat voor iedereen klaar en er is geen probleem dat hij niet op kan lossen met iets uit zijn wagentje. Maar Olaf is ook een mysterie en als hij opeens verdwijnt, vraagt iedereen zich af: wat nu?
Het verhaal
Het geratel van metalen wielen op harde straatstenen was al van ver te horen. Ik wist meteen wat dat betekende. Net als iedereen die bij mij in de straat woonde. Het was Olaf met zijn wagentje vol spullen. Ik rende naar het raam en keek wat er vandaag zou gebeuren.
Een jaar geleden kwam Olaf met zijn ouders bij ons in de straat wonen. Hij kon wel horen, maar niet praten. Toch was hij altijd vrolijk en zwaaide blij naar iedereen die hij tegenkwam. Hij was makkelijk te herkennen, want hij droeg altijd een gele regenjas. Het maakte niet uit wat voor weer het was, hij ging nooit naar buiten zonder zijn regenjas.
Elke dag trok Olaf zijn wagentje achter zich aan door de straat. Het was een rode bolderkar met een houten handvat. Het lag altijd vol met van alles en nog wat, maar we wisten niet wat Olaf allemaal bij zich had. Dat hield hij verborgen onder een groot kleed. Het enige wat we wisten, is dat hij op wonderbaarlijke wijze altijd precies dat bij zich had wat er nodig was in de straat. Waar hij die spulletjes vandaan haalde, wisten zelfs zijn ouders niet.
Een paar maanden geleden bijvoorbeeld, was de fietsband van de buurman lek en viel hij bijna van zijn fiets toen hij aan het einde van de straat was. Maar plots was Olaf daar met zijn wagentje. Hij had alles bij zich om de band te plakken. De buurman had binnen een mum van tijd zijn band geplakt. Hij was zo blij dat hij snel naar huis fietste om iets lekkers voor Olaf te halen als bedankje. Olaf nam het doosje chocolaatjes met een brede glimlach aan en stopte het onder het kleed in zijn wagentje. Nog geen week later zag ik hem het doosje aan een klein meisje geven. Ze was gevallen tijdens het touwtjespringen en had een flinke schaafwond op haar knie. Maar toen Olaf haar de chocolaatjes gaf, was ze de pijn al snel weer vergeten en huppelde ze lachend naar huis.
Een maand geleden zag ik Olaf voor mijn huis langs lopen. Nieuwsgierig keek ik uit het raam om te zien waar hij heen ging. Hij was nog maar net mijn huis voorbij toen hij mijn buurvrouw op de stoep zag staan. Ze stond onder een boom naar boven te kijken. Haar kat, Japie, was in de boom geklommen om vogeltjes te vangen, maar durfde er niet meer uit.
“Kom maar, Japie, spring maar! Ik vang je wel op!” riep de buurvrouw wanhopig. Maar Japie was veel te bang en bleef zitten waar hij zat. Olaf parkeerde zijn wagentje naast de boom en rommelde tussen de spullen die erin lagen. Ik drukte mijn neus tegen het raam om te zien wat Olaf uit zijn wagentje zou halen. Het was een ladder! Eerst dacht ik dat de ladder veel te kort was, maar toen begon Olaf hem uit te schuiven en was hij precies lang genoeg om in de boom te klimmen. Olaf klom de ladder op en haalde de kat met gemak de boom uit. Toen hij Japie in de armen van de buurvrouw drukte, straalde ze van blijdschap. Ze bedankte Olaf wel honderd keer. Olaf lachte naar haar, borg zijn ladder op in het wagentje en ging weer op weg. Ik schudde glimlachend mijn hoofd. Hij had altijd precies bij zich wat hij nodig had. Hoe deed hij dat toch?
Gisteren nog was ik mijn hond aan het uitlaten en hoorde ik plotseling een kind huilen. Ik keek om me heen en zag toen waar het vandaan kwam. Aan het einde van de straat was een jongetje in een zandbak aan het spelen. Hij was een grote kuil in het midden van de zandbak aan het graven, tot zijn schepje opeens doormidden brak. Hij huilde tranen met tuiten. Maar daar was Olaf weer. Hij zette zijn wagentje neer en haalde er een splinternieuw schepje uit. Het jongetje hield meteen op met huilen en zat er met open mond naar te kijken. Deze was nog veel mooier dan het schepje dat hij eerst had! Tevreden pakte hij het schepje aan en ging door met graven. Olaf pakte lachend het handvat van zijn wagentje en ging weer op weg, met het rammelende wagentje achter hem aan.
—————————————
Olaf heeft een jaar bij ons in de straat gewoond. Iedereen was dol op hem en we waren helemaal gewend dat hij elke dag met zijn wagentje voorbij kwam. We gaven hem vaak iets lekkers als bedankje voor zijn hulp, maar bijna alles wat hij kreeg gaf hij ook weer weg. Hij was een keer een week ziek en iedereen was zo bezorgd dat hij helemaal overladen werd met speelgoed, kleine cadeautjes en fruitmanden. Maar zodra hij weer beter was, deelde hij alles met de andere kinderen in de straat.
Ik herinner me de laatste keer dat ik Olaf zag als de dag van gisteren. Het leek een dag als elke andere. Olaf verscheen, zijn wagentje ratelde door de straat en hij hielp mensen die het nodig hadden. Toen ik aan het einde van de dag mijn hond uitliet, kwam ik hem toevallig tegen. Hij haalde net een nieuwe bril uit zijn wagentje en gaf het aan de oude overbuurman. Hoe kwam hij daar nu weer aan? Ik zag dat de oude bril van de overbuurman in twee stukken op de straat lag. Hij zou hem wel hebben laten vallen. Olaf zag me kijken en zwaaide naar me. Ik zwaaide terug. Toen gaf hij me een knipoog, alsof hij me iets probeerde te vertellen. Pas toen ik de volgende ochtend hoorde dat Olaf en zijn ouders waren verhuisd en midden in de nacht waren vertrokken, begreep ik pas dat de knipoog bedoeld was als afscheid.
Toen ik die avond in bed lag, kon ik niet slapen. Ik miste Olaf nu al. Waarom was hij zo plotseling verhuisd? En waarom waren hij en zijn ouders midden in de nacht vertrokken? Ik was niet de enige die zich dat afvroeg. Iedereen in de straat voelde zich een beetje verloren zonder Olaf. Konden we wel zonder hem?
—————————————
Een paar dagen later hoorde ik de buurman iets roepen buiten. Het klonk boos. Ik liep naar buiten en zag de buurman midden op de straat staan. Hij was aan het schelden op zijn fiets. Het leek alsof zijn fietsband weer lek was. Hij had niks in huis om zijn band te plakken en er was natuurlijk geen Olaf die hem dit keer zou helpen.
Maar toen gebeurde er iets wonderlijks. Drie verschillende buren liepen naar de buurman en bekeken de situatie.
“Ik heb wel spullen om de band te plakken!” zei de ene terwijl hij naar zijn huis rende en even later met een bandenplaksetje terug kwam.
“Ik hou de fiets wel vast”, zei de andere. De derde buur stond een stukje verderop in de straat en wees naar de grond.
“Er ligt hier glas”, zei hij. “Dat heeft vast de band lek geprikt”. Nog geen minuut later stond hij met een bezem het glas op te vegen. De fietsband was binnen een mum van tijd weer geplakt en van het glas dat op de weg lag was geen splintertje meer te zien. De buurman bedankte iedereen uitvoerig en sprong op zijn fiets. Eén van de buren kwam naast me staan en we keken zwijgend naar de buurman, die een vrolijk liedje floot terwijl hij de straat uit fietste.
“Nu Olaf weg is, moeten we elkaar zelf maar helpen”, zei hij.
De dagen werden maanden en de maanden werden jaren. We zagen Olaf niet meer terug, maar we bleven elkaar helpen. Na een tijdje waren we dat zo gewend, dat we eigenlijk niet anders meer wisten. Maar we vergaten Olaf nooit. Hij had ons leven voorgoed veranderd en beter gemaakt. Als we elkaar hielpen, onze spullen met elkaar deelden of we elkaar iets cadeau gaven, dan zeiden we altijd: “Uit het wagentje van Olaf.”
En dan herinnerde ik me weer de knipoog van Olaf die hij me die ene dag gaf. Alsof hij altijd al wist dat het zo zou gaan.
Laat een reactie achter