sprookje-kinderverhaal

Een cadeau voor de koning

In een land hier ver vandaan woonde eens een rijke koning in een groot paleis. De koning was dol op alles wat glansde en glinsterde en kon hier nooit genoeg van krijgen. Hij legde hoge belastingen op aan zijn onderdanen om zijn schatkist te vullen en gaf zijn geld uit aan dure kleding, juwelen en schatten. Hierdoor waren de mensen in zijn koninkrijk arm en hadden ze nauwelijks genoeg te eten. Eén keer in het jaar, op zijn verjaardag, gaf de koning een gouden munt aan iedereen die hem een speciaal cadeau kwam brengen. Natuurlijk wilden al zijn arme onderdanen wel zo’n gouden munt hebben, dus kwamen ze op deze speciale dag vanuit het hele koninkrijk naar het paleis om de koning cadeaus te geven. 

Ook dit jaar waren er weer vele mensen naar het paleis gekomen. Ze verzamelden zich allemaal in de grote troonzaal, waar de koning met een tevreden gezicht op zijn met diamanten versierde troon zat. Zijn onderdanen liepen één voor één naar voren om hun cadeau aan te bieden. 

“Geachte koning, gefeliciteerd met uw verjaardag”, zei de man die als eerste aan de beurt was en zette een grote zadeltas op de tafel in het midden van de zaal. Hij deed de tas open en haalde langzaam een gouden harp uit de tas. 

“Deze gouden harp speelt uit zichzelf de mooiste muziek”, zei de man trots. “Het enige wat u hoeft te doen is ‘harp, speel voor mij’ te zeggen.” De harp begon meteen de prachtigste melodie te spelen die de koning ooit had gehoord. De koning was verrukt en gaf de man een gouden munt. De man maakte een diepe buiging en verliet snel de troonzaal. Daarna was een jonge vrouw aan de beurt. Ze liep naar de troon en glimlachte vriendelijk naar de koning. 

“Geachte koning, in onze schoenmakerij hebben wij glazen muiltjes voor u gemaakt.” Ze hield de glanzende muiltjes omhoog en gaf ze aan de koning. De koning was nieuwsgierig en deed de muiltjes meteen aan. Ze zaten als gegoten! De koning was blij met het cadeau en gaf de vrouw een gouden munt. De derde in de rij was een klein meisje en haar vader die een grote rieten mand met rode appels aan de koning gaven. 

“Deze appels komen uit onze eigen boomgaard en smaken zoeter dan alle andere appels in het hele koninkrijk”, zei het meisje. 

“Is dat zo?” zei de koning. Het meisje knikte verlegen. De koning pakte een appel uit de mand en nam voorzichtig een hap. Meteen begonnen zijn ogen te glinsteren. Dit was de lekkerste appel die hij ooit had geproefd! Hij overhandigde een gouden munt aan het meisje en ze verliet huppelend de troonzaal aan de hand van haar vader. 

Zo ging het de hele dag door. Het ene cadeau was nog prachtiger dan het andere en de koning kon zijn geluk niet op. Toen kwam er een oud mannetje naar voren. Hij droeg een versleten gewaad en leunde op een houten stok. 

“Wat heb je voor me meegebracht?” vroeg de koning nieuwsgierig. De man haalde langzaam een koperen ring onder zijn gewaad vandaan en hield die omhoog zodat de koning het kon zien. De ring was oud en zat vol met krassen en deukjes. De koning haalde zijn neus op. 

“Wat heeft dit te betekenen?” zei hij. 

“Alstublieft”, smeekte de man, “dit is het kostbaarste wat ik bezit. Het is een magische ring die van een tovenaar is geweest. Geef mij alstublieft een gouden munt.” 

“Ik denk er niet aan”, zei de koning, die niets van het verhaal geloofde. Hij wenkte zijn bewakers. 

“Verwijder deze oude man uit mijn paleis.” De bewakers liepen op de man af en pakten hem bij zijn armen. 

“Dit zal u berouwen!” riep de man terwijl hij door de troonzaal naar de deur werd geleid. Hij pakte de ring en hield hem omhoog. 

“Ik vervloek u! Vanaf nu zult u nooit meer rust vinden!” De deur van de troonzaal viel met een harde dreun achter hem dicht. Het was muisstil in de zaal, maar de koning begon hard te lachen. 

“Wat een vermakelijk tafereel,” was alles wat hij zei voordat hij de volgende onderdaan naar voren wenkte. 

De rest van de dag liep als gepland. De koning nam cadeaus in ontvangst en gaf gouden munten weg. De zon was net ondergegaan toen de laatste onderdaan zijn munt in ontvangst had genomen en de troonzaal had verlaten. De koning zakte onderuit in zijn troon en gaapte. 

“Nu lekker naar bed”, zei hij tegen zichzelf en  hij wierp een tevreden blik op alle cadeaus die hij die dag had gekregen. Hij schuifelde naar zijn slaapkamer en kroop snel in zijn warme bed. 

Een paar uur later werd de koning met een knorrend gevoel in zijn maag wakker. 

“Wat een trek heb ik opeens”, mompelde hij terwijl hij opstond en nog half slapend naar de keuken liep. Daar stond de mand met prachtige rode appels die hij voor zijn verjaardag had gekregen, klaar om opgegeten te worden. De koning pakte een appel, sloot zijn ogen en nam een grote hap. Meteen sperde hij zijn ogen weer open. Wat was dit? Waarom smaakte de appel zo vies? Tot zijn afschuw zag de koning dat de appel in zijn hand helemaal verrot was vanbinnen. De koning probeerde het stukje appel dat in zijn mond zat uit te spugen, maar dit lukte niet! Het stukje appel zat vast in zijn mond, wat de koning ook deed om het er uit te halen. Uiteindelijk was er geen andere mogelijkheid dan het stukje appel door te slikken. Met veel moeite gleed de appel door zijn keel en de vieze, zure smaak deed de koning rillen. Zijn maag begon nog erger te knorren en hij kon zich bijna niet inhouden om nog een appel te pakken, zelfs al waren ze allemaal verrot. Snel maakte hij zich uit de voeten en rende hij naar de troonzaal. 

Daar stond de gouden harp die hij cadeau had gekregen nog op de tafel in het midden van de zaal. Een uurtje naar mooie muziek luisteren zal mij het hongergevoel en de appels wel doen vergeten, dacht de koning en hij liep naar de tafel. 

“Speel voor mij”, zei de koning tegen de harp en de harp begon zachtjes een liefdesliedje te spelen. 

“Dit zal mij opvrolijken”, zei de koning opgewekt en hij ging in een comfortabele stoel zitten om naar de harp te luisteren. De harp begon echter steeds sneller en luider te spelen. Wat gebeurt er? dacht de koning verbaasd en hij probeerde de harp tot bedaren te brengen. 

“Ssst, niet zo hard!” siste de koning tegen de harp, maar het hielp niets. De harp ging steeds maar harder spelen en de oren van de koning begonnen pijn te doen. Hij pakte de harp vast, maar hij kon er geen beweging in krijgen. Het leek wel of de hij aan de tafel vast was geroest. De koning probeerde de harp op alle mogelijke manieren te laten stoppen met spelen, maar niets hielp. Uiteindelijk kon de koning er niet meer tegen en rende hij de troonzaal uit. Maar waar hij ook ging in het paleis, hij kon de harp overal horen, zelfs in de hoogste toren die het verst weg was van de troonzaal. De koning ging wanhopig in een hoekje zitten en bedekte zijn oren met zijn handen. Een uur later stopte de harp eindelijk met spelen. De koning durfde het eigenlijk niet te geloven en hij bleef nog een tijdje met zijn handen over zijn oren zitten, maar de harp bleef stil. Tranen sprongen in zijn ogen van opluchting. Angstig maar vastbesloten liep de koning langzaam terug naar de troonzaal. De tafel was leeg en de harp was nergens te bekennen. 

“In lucht opgegaan,” fluisterde de koning zacht met grote ogen van ongeloof. Inmiddels was de zon al opgekomen en besloot de koning zich maar aan te kleden. Vanaf nu is alles vast weer normaal, dacht hij hoopvol. 

Nadat hij terug was gegaan naar zijn slaapkamer en zich had aangekleed, zag hij plotseling de glazen muiltjes naast zijn bed staan.

“Een goede dag begint met de juiste outfit,” zei de koning hardop om zichzelf moed in te spreken na die afschuwelijke nacht. Hij deed de muiltjes aan zijn voeten en net als de dag ervoor zaten ze als gegoten. Maar wat wat was dat? De muiltjes leken plotseling kleiner te worden! De koning keek vol verbazing naar de muiltjes en ja hoor, ze begonnen heel langzaam maar zeker te krimpen. Natuurlijk probeerde de koning de muiltjes meteen uit te doen, maar ze leken wel aan zijn voeten te zijn geplakt. Wat de koning ook probeerde, ze kwamen niet los van zijn voeten. De muiltjes krompen steeds verder en verder. In zijn wanhoop probeerde de koning de muiltjes kapot te slaan tegen de stenen muur, maar ook dat hielp niet. Nadat de muiltjes nog verder krompen, kon de koning niet meer op zijn voeten staan en viel hij op de grond van pijn. De tranen liepen over zijn wangen en hij slaakte een luide kreet. 

Plotseling groeiden de muiltjes weer terug naar hun originele formaat en vielen ze van de voeten van de koning. De koning lag uitgeput en trillend van angst op de grond toen hij de stem van de oude man in zijn hoofd hoorde galmen. 

“Ik vervloek u! Vanaf nu zult u nooit meer rust vinden!” Nu begreep de koning eindelijk wat de man had gedaan. De lelijke ring was echt van een tovenaar geweest en de oude man had al zijn cadeaus vervloekt! 

De koning wist dat hij een grote fout had gemaakt door het cadeau van de oude man te weigeren. Alle cadeaus die hij van zijn onderdanen had gekregen waren vervloekt en zouden zich één voor één tegen hem keren. Uitgeput en angstig dacht hij aan de grote berg cadeaus in het kasteel en wat voor vreselijke dingen ze hem aan konden doen. 

Toen dacht hij aan de oude man met zijn uitgemergelde lichaam. Hij had het laatste wat hij nog had aan de koning willen geven in ruil voor een munt waar hij een paar maanden eten van zou kunnen kopen. De hongerige gezichten van al zijn onderdanen kwamen als een parade in zijn herinnering voorbij. Al die mensen die zelf amper iets hadden, waren hem cadeaus komen brengen om te kunnen overleven terwijl hij in overvloed leefde. Hij zag al die wanhopige blikken zo levensecht voor zich dat hij in elkaar kromp van schaamte. Hij had jarenlang van zijn onderdanen gestolen door ze onmogelijk belastingen op te leggen, waardoor ze nu allemaal straatarm waren. En waarom? Om zichzelf nog rijker te maken dan hij al was! 

De koning schaamde zich zo erg dat hij meteen besloot om alles anders te doen. Vanaf nu zal ik een goede, rechtvaardige koning zijn, dacht hij vastbesloten. Diezelfde dag nog nodigde hij al zijn onderdanen uit in het kasteel en verdeelde hij de inhoud van zijn schatkist onder iedereen die aanwezig was. Ook maakte hij plechtig een belofte om vanaf dat moment goed voor al zijn onderdanen te zorgen. De oude man stond met de koperen ring om zijn vinger glimlachend naar de koning te kijken. Toen de koning hem opmerkte liep er een rilling over zijn rug, maar toen knikte hij naar hem. De oude man knikte terug en de koning wist dat hem niks meer zou overkomen als hij zich aan zijn belofte hield. 

En dat deed hij. Hij werd een goede koning die zeer geliefd werd onder zijn volk. En elk jaar op zijn verjaardag riep de koning iedereen bijeen in de troonzaal en deelde hij cadeaus en gouden munten uit. Het hele koninkrijk vierde dan de hele dag zijn verjaardag met grote dansfeesten. En de koning? Die danste natuurlijk de hele dag mee!