kinderverhaal

Bubbels en drakeneieren

Als Benno op een dag toevallig de sleutel van zijn vaders werkkamer vindt, kan hij zijn geluk niet op. Nu kan hij eindelijk eens rondneuzen in zijn vaders magische collectie! Maar daar krijgt hij al snel spijt van als hij erachter komt dat niet alles zo onschuldig is als het op het eerste gezicht lijkt…

Het verhaal

In een groene vallei, precies tussen twee bergen in, lag een klein dorpje. Er stonden maar een paar huizen en het dorpje was zelfs zo klein dat het niet eens een naam had. In een van die huizen woonde Benno samen met zijn ouders. Zijn moeder verbouwde groente en fruit in de tuin en elke middag ging ze naar de markt om de opbrengst te verkopen. Benno moest vaak mee om mee te helpen, maar dat vond hij niks aan. Het liefst zou hij zijn vader helpen. Zijn vader verzamelde namelijk drakeneieren in de bergen. Het was een moeilijke en gevaarlijke baan, maar drakeneieren leverden veel geld op. Zijn vader was dan ook vaak van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat op pad. 

Als hij wel thuis was, dan was hij meestal bezig met de magische voorwerpen die hij verzamelde en bestudeerde. Zijn collectie bewaarde hij in zijn werkkamer, waarvan hij de deur altijd zorgvuldig op slot deed. De sleutel droeg hij bij zich aan een touwtje om zijn nek. Hij wist namelijk hoe graag Benno een keer een kijkje zou willen nemen in de werkkamer om al die magische voorwerpen te bewonderen. Maar elke keer kreeg Benno te horen dat dat veel te gevaarlijk was en dat hij daar nog te jong voor was. Hij had een keer geprobeerd met een mesje de deur open te krijgen, maar zijn vader had hem betrapt en was zo kwaad geworden dat Benno een maand lang geen snoepjes meer mocht hebben. Voor Benno was dat vreselijk, want hij was een echte zoetekauw en als het aan hem lag, at hij de hele dag door alleen maar snoep. 

———————————

Op een zonnige ochtend was Benno zijn moeder aan het helpen in de tuin. Zijn vader was al vroeg de bergen in getrokken om drakeneieren te zoeken. 

“Benno, wil je even een schaar uit de keuken halen?” vroeg zijn moeder. Ze had takjes en bladeren in haar haar en bestudeerde met een tevreden gezicht de aardbeienplanten. Benno klopte het zand van zijn broek en liep naar de keuken. Hij was nog niet eens halverwege de gang toen hij bijna over een stukje metaal struikelde. Hij keek achterom en toen hij zag wat het was, verscheen er een ondeugende glimlach op zijn gezicht. Het was een sleutel. En niet zomaar een sleutel, het was de sleutel van zijn vaders werkkamer! Het touwtje waaraan het altijd om zijn vaders nek hing zat er zelfs nog aan. Zo te zien was het touwtje geknapt en van zijn nek gegleden. 

Benno kon niet geloven hoeveel geluk hij had. Zonder een moment te twijfelen rende hij naar de werkkamer en stak de sleutel in het slot. Met een bevredigende klik ging het slot open en Benno ging naar binnen. Voor het eerst zag hij hoe de werkkamer van zijn vader eruit zag. In het midden van de kamer stond een zwaar houten bureau en een donkergroene stoel met hoge rugleuning. Op het bureau stond een kristallen bol en een olielamp, en er lagen talloze rollen perkament in talen die Benno niet kon lezen. In de hoek van de kamer stond een grote, goudkleurige telescoop op poten en tegen elke muur stonden meerdere boekenkasten. Sommigen waren gevuld met oude boeken, sommigen met rollen perkament en sommigen met vreemde voorwerpen. 

Benno keek zijn ogen uit terwijl hij langs de kasten liep. Waar zou dit allemaal voor zijn? Hij zag flesjes met gekleurde vloeistoffen in een houten rekje, gouden munten en ringen, houten bekers versierd met edelstenen, glazen potten gevuld met paarse paddestoelen, half opgebrande kaarsen die heel vreemd roken en rijen met kistjes waar labels met vreemde symbolen opgeplakt waren. Hij durfde niks aan te raken, voor het geval de voorwerpen echt zo gevaarlijk waren als zijn vader altijd zei, maar bekeek alles in detail. 

Toen hij alles had bekeken, liep hij naar het bureau en trok een voor een de laatjes open. In het eerste laatje lagen alleen maar schrijfveren en inkt. Saai. In het tweede laatje lag een stapel landkaarten. Ook saai. Maar in het derde laatje… “Snoepjes!” riep Benno verrukt. Geschrokken sloeg hij een hand voor zijn mond. Had zijn moeder hem gehoord? Hij sloop zachtjes naar de gang en keek om het hoekje de tuin in, maar zijn moeder was nog steeds aan het werk en had niks gemerkt. Snel liep hij weer naar de werkkamer en deed de deur achter zich dicht. De la lag vol rode, groene, gele en oranje blokjes die heerlijk naar fruit roken.

“Dus daarom mocht ik hier nooit komen”, fluisterde hij. “Papa wil niet dat ik zijn snoepjes opeet. Maar hij merkt het vast niet als ik er eentje pak.” Hij pakte een rood blokje uit de la, rook eraan en glimlachte. Het rook naar zoete bramen, zijn favoriete fruit! Snel stopte hij hem in zijn mond en kauwde erop. Hmm, dat smaakte vreemd. Het blokje was nogal hard en smaakte niet zo zoet. Het was nogal… zepig. Benno slikte het blokje door en trok een vies gezicht. Wat een gekke snoepjes. 

Nog geen drie seconden later begon zijn buik te borrelen en kreeg hij de hik. Bij de tweede hik kwam er zelfs een kleine bubbel uit zijn mond. Geschrokken keek Benno naar de bubbel, die even door de kamer zweefde en toen uit elkaar spatte. Meteen hikte hij weer en kwam er nog een bubbel uit zijn mond. Maar toen deze knapte, vielen er een paar gouden munten uit. Benno staarde naar de munten en durfde zich niet te bewegen. Wat gebeurde er? Bij elke nieuwe hik verscheen er opnieuw een bubbel waar munten uit vielen. 

“Benno?” hoorde hij zijn moeder roepen vanuit de tuin. “Heb je de schaar al gevonden?”

Benno wilde wat terugroepen, maar hij kon alleen maar hikken. 

De volgende bubbel die uit zijn mond kwam was groter dan de vorige en toen hij knapte kwamen er geen munten uit, maar zes gele kuikentjes. Even keken ze verward rond, maar toen ze Benno zagen, renden ze op hem af en bleven enthousiast piepend voor zijn voeten staan. Met elke stap die hij deed kwamen de kuikentjes achter hem aan. Oh nee, dacht Benno. Ze denken dat ik hun moeder ben!

In een poging om aan de kuikentjes en de rare bubbels te ontsnappen, rende hij de werkkamer uit. Hij hoorde zijn moeder weer roepen en nam een snelle beslissing. Zijn moeder mocht niet weten wat hij had gedaan. Ze zou zo boos zijn! Benno sprintte door de gang en door de voordeur naar buiten. Hij bleef maar hikken en liet een spoor van gouden munten achter terwijl hij rende. Ook de kuikentjes volgden hem op de voet. 

Eerst probeerde hij zich te verstoppen, zodat hij uit het zicht van iedereen kon wachten tot het over zou gaan, maar de hik werd alleen maar erger en de bubbels alleen maar groter. Benno sloeg zijn hand voor zijn mond om het tegen te houden, maar de bubbels kwamen gewoon uit zijn neus. Hij probeerde zijn adem in te houden, maar ook dat werkte niet. De hik ging gewoon door. 

Eerst bleven er maar munten en nog een paar kuikentjes uit de bubbels komen, maar toen verschenen er ook andere dingen. Eerst kleine dingen, zoals vlinders en bloemetjes, maar toen ook kokosnoten die tegen zijn voeten rolden en vorken die als dartpijlen door de lucht zoemden en in bomen bleven steken. 

Al snel werd Benno zo wanhopig dat zijn vader zoeken de enige oplossing was die hij kon bedenken. Zijn vader zou woedend zijn dat hij in zijn werkkamer was geweest. Maar hij was ook de enige die wist hoe hij de hik en de bubbels kon laten stoppen. Tenminste, dat hoopte Benno dan maar. En dus trok hij de bergen in op zoek naar zijn vader. De kuikentjes, waar er inmiddels al twintig van waren, liepen in een lange rij achter hem aan en kwaakten vrolijk. Boven zijn hoofd fladderden talloze vlinders in het rond en de kokosnoten rolden voor hem uit. Ook liet hij een lang spoor van gouden munten en bloemetjes achter. 

Inmiddels voelde Benno de paniek als een wervelwind door zijn hoofd razen. Hij moest zijn vader snel vinden. Wie weet hoe lang deze hik aanhield!

———————————

Maar het vinden van zijn vader was niet bepaald eenvoudig. De berg was enorm en Benno mocht nooit mee als zijn vader drakeneieren ging zoeken. Hij had geen idee welke kant hij op was gegaan. Hij kon alleen maar blijven lopen en hopen dat hij hem snel tegen zou komen.

Zijn hik werd inmiddels iets minder, maar tot zijn schrik werden de bubbels juist alleen maar groter. Toen de volgende grote bubbel verscheen en uit elkaar spatte, verscheen er een zwevend stuk perkament en een schrijfveer. Dit werd meteen gevolgd door een nog grotere bubbel waaruit een stadsomroeper verscheen die naast Benno kwam lopen. Op luide toon las hij alles voor wat de veer op het perkament krabbelde. 

“BENNO IS OP ZOEK NAAR ZIJN VADER”, schreeuwde hij terwijl hij zich over het perkament boog. De veer begon weer te schrijven.

“BENNO VERVOLGT ZIJN PAD OP DE BERG.”

“Wil je alsjeblieft niet zo… *hik* …hard schreeuwen?” vroeg Benno wanhopig. De veer schreef iets op het perkament en de stadsomroeper schraapte zijn keel.

“BENNO WIL DAT IK NIET ZO HARD SCHREEUW.” 

Benno slaakte een zucht van frustratie en stopte zijn vingers in zijn oren. Maar bij de volgende hik kwam er zo’n grote bubbel uit zijn mond dat hij geschrokken zijn vingers uit zijn oren trok en een paar passen opzij deed. Wat er ook uit de bubbel zou komen, het was vast enorm. 

De bubbel bleef maar zweven, totdat Benno weer hikte en er een vork verscheen die dwars door de grote bubbel heen schoot. Met een hoog gegil en een enorme dreun kwam het voorwerp op de grond terecht. Toen Benno goed keek zag hij dat het een stuk rots was met een hele angstige zeemeermin erbovenop. Benno was inmiddels halverwege de berg, maar gelukkig stond hij op een soort plateau, anders was de rots helemaal van de berg afgerold. Dat leek de zeemeermin zich ook te realiseren en ze slaakte een kreet van angst. Toen begon ze te jammeren. 

“Ik wil terug naar de zee. Breng me alsjeblieft terug naar de zee”, zei ze terwijl dikke tranen over haar wangen rolden. 

“DE MEVROUW MET DE VISSTAART WIL TERUG NAAR ZEE”, riep de stadsomroeper dramatisch. 

“Sorry, maar ik kan je… *hik* …niet helpen”, zei Benno vol medelijden. De zeemeermin begon nog harder te huilen. Benno wist niet wat hij moest doen, maar lang kon hij er niet over nadenken, want hij hikte en er verscheen weer zo’n grote bubbel. Deze spatte wel meteen uit elkaar en er viel een trol uit die hard op de rotsgrond terechtkwam. Hij had een viool in zijn handen. Even wreef hij geïrriteerd over zijn pijnlijke zitvlak, maar toen zag hij de tranen van de zeemeermin. Dit leek hem te inspireren en hij begon plechtig een verdrietig melodietje te spelen. Dit maakte alles alleen maar erger voor de zeemeermin en ze begon nog harder te brullen. 

Inmiddels begonnen de kuikentjes ongeduldig te kwaken en werden de vlinders zo moe van het vliegen dat ze op Benno’s hoofd en schouders gingen zitten. Het waren er zoveel dat het leek alsof hij een soort kleurrijke, levende cape om zijn schouders had. Achter hem was zo’n enorme bloemenzee ontstaan en zo’n grote berg met gouden munten dat hij de weg terug niet eens meer kon zien. De kokosnoten sprongen ongeduldig op en neer.

“BENNO VOELT ZICH GESPANNEN”, schreeuwde de stadsomroeper. De trol veranderde de melodie die hij speelde op zijn viool en begon aan een onheilspellend muziekstuk. 

Benno kon er niet meer tegen en besloot de zeemeermin achter te laten. Hij zou later wel kijken wat hij voor haar kon doen. Hij zette het op een lopen de berg omhoog. 

Na een minuut was hij al uitgeput, maar hij bleef rennen. Achter hem renden de kuikentjes, de stadsomroeper en de trol als een soort bizarre fanfare achter hem aan. 

“BENNO… RENT… DE BERG… OP…”, hijgde de stadsomroeper. Het perkament en de veer zweefden voor hem uit en de kokosnoten rolden naast hem de berg omhoog. De trol kon Benno nog net bijhouden, terwijl hij tegelijkertijd zo’n duistere melodie speelde dat iedereen er zenuwachtig van werd. De kuikentjes deden hun best op hun korte pootjes en renden kwakend en fladderend achter hem aan, maar raakten steeds meer achterop. 

Hijgend en zwetend rende Benno steeds verder omhoog. Als hij zijn vader nu maar snel kon vinden!

———————————

Eindelijk had Benno een beetje geluk, want na een tijdje verscheen het silhouet van zijn vader in de verte. Hij was zo opgelucht dat de tranen in zijn ogen sprongen. Tegelijkertijd moest hij ook even slikken, want hij kon de woedende preek die hij ongetwijfeld zou krijgen al bijna horen. Hij raapte al zijn moed bij elkaar en liep naar zijn vader. 

Toen die hem in de gaten kreeg met de bonte verzameling voorwerpen en levende wezens in zijn kielzog, viel zijn mond open van verbazing. 

“Benno? Wat…” Benno wilde iets zeggen, maar hij hikte prompt en drie kleine bubbels schoten uit zijn mond. Ze knapten open en drie kuikentjes vielen op de grond. Eentje viel vlak voor de voeten van Benno’s vader en ging piepend op zijn schoen zitten. Hij staarde naar het kuikentje, die liefdevol naar hem opkeek. Toen richtte hij zijn blik op Benno. 

Niemand durfde iets te zeggen. De stadsomroeper stond nerveus aan zijn neus te plukken en de trol speelde een paar valse noten van de zenuwen. Toen leek het kwartje te vallen bij hem.

“Je hebt aan de betoverde zeepblokjes gezeten.” Hij zei het heel kalm, maar zijn gezicht stond op onweer en de spanning was om te snijden.

“Ah, zeepblokjes, dat verklaart de bubbels”, mompelde Benno. Zijn vader begon rood aan te lopen van woede en de stadsomroeper en de trol deden een stap achteruit. De vlinders vlogen op en de kokosnoten verstopten zich achter Benno. Alleen de kuikentjes kwaakten nog steeds vrolijk.

“Ik zei toch dat je niet in mijn werkkamer mocht komen? En wat bezielt je om zeepblokjes op te eten? Die zijn bedoeld om magische voorwerpen veilig schoon te maken! Het zijn geen snoepjes!” Benno staarde naar zijn schoenen, waar alle kuikentjes zich inmiddels verzameld hadden. Het leek net of hij twee enorme gele pantoffels aan had. 

Zijn vader deed zijn mond open om nog meer te zeggen, maar voordat hij dat kon doen hikte Benno weer en verscheen er een bubbel zo groot als de trol. Het werd stil en iedereen wachtte tot de bubbel zou knappen, maar dat gebeurde niet. De bubbel zweefde naar de grond en bleef daar liggen. De kuikentjes renden er op af en stortten zich er luid piepend bovenop. De bubbel knapte, maar niemand kon zien wat er in had gezeten. De kuikentjes waren er als een grote pluizige kluit bovenop gaan zitten. Ze keken Benno met glimmende oogjes aan. 

Plotseling zag hij iets glinsteren tussen de kuikentjes. Hij liep naar ze toe en stak langzaam zijn handen uit. Een aantal kuikentjes maakten van het moment gebruik om langs zijn armen omhoog te rennen en op zijn hoofd te gaan zitten. Ze nestelden zich tevreden in zijn haar. Benno merkte het maar amper, want in zijn handen had hij een drakenei. Meteen schraapte de stadsomroeper zijn keel. 

“BENNO HEEFT EEN DRAKENEI GEVONDEN.” 

“Wat?” zei Benno’s vader verbijsterd. De stadsomroeper leek even van zijn stuk gebracht door de vraag, maar hij herpakte zich snel. 

“Uh… BENNO HEEFT EEN DRAKENEI GEVONDEN.” Benno stond met zijn rug naar zijn vader en hij voelde zijn ogen in zijn rug branden. Heel langzaam draaide hij zich om. 

Zijn vaders ogen werden groot. Benno wist precies waarom. Drakeneieren waren er in veel verschillende kleuren, afhankelijk van het soort draak dat het ei had gelegd. De meesten waren groen, rood of blauw. Maar het ei dat Benno in zijn handen had was goud en zilver. Het glinsterde als een diamant in het zonlicht. Er was maar één draak die dit soort eieren legde en die was al tientallen jaren niet meer gezien. Dit ei was ontzettend zeldzaam en heel kostbaar. En dit was ook het ei waar zijn vader al die jaren naar op zoek was geweest in de bergen! Benno legde het voorzichtig in zijn vaders armen. Die stond als versteend naar het ei te staren. 

Lange tijd zei hij niks. De stilte werd alleen verbroken door het geluid van de wind en Benno’s hikken. Uit de bubbels kwamen kuikentjes en vlinders, maar tot Benno’s grote opluchting verschenen er geen grote dingen meer. 

Toen zijn vader eindelijk opkeek, straalde zijn hele gezicht. Benno kon zich niet herinneren dat hij zijn vader ooit zo blij had gezien. 

“Wat zal je moeder blij zijn! We moeten nu naar huis.” Hij hield het ei in zijn handen alsof het een baby was en staarde dromerig naar de vallei waar hun huis stond.

“Uh pap, ik denk niet dat dat kan”, zei Benno voorzichtig.

“Waarom niet?” Zijn vaders ogen stonden wazig en leken dwars door hem heen te kijken. Benno wees naar de bonte verzameling wezens en voorwerpen om hem heen. Dit haalde zijn vader weer terug naar de realiteit. 

“Oh ja, dat is ook zo.” Zijn glimlach verdween en hij keek nors naar alles wat uit de bubbels was verschenen. De schrijfveer schreef iets op het perkament en de stadsomroeper haalde diep adem.

“BENNO HEEFT…”, begon hij, maar hij hield abrupt op met schreeuwen toen Benno’s vader hem dreigend aankeek. Hij verslikte zich zo erg van de schrik dat de trol hem op zijn rug moest kloppen. Daarna speelde de trol een melancholisch melodietje dat iedereen droevig maakte.

Toen Benno merkte dat zelfs de kuikentjes een beetje sip begonnen te kijken, pakte hij de viool af. Hij was toch een beetje gehecht geraakt aan de pluizige gele beestjes en kon niet tegen hun verdrietige oogjes. 

“Mijn muzikale talenten worden niet gewaardeerd”, mopperde de trol. Hij ging met zijn armen over elkaar op de grond zitten mokken. 

Benno’s vader zat inmiddels al een tijdje in zijn schoudertas te rommelen. 

“Waar is het, waar is het?” mompelde hij ongeduldig. “Aha!” Met een triomfantelijk gezicht trok hij een toffee in een gouden papiertje uit zijn tas. 

“Hier”, zei hij tegen Benno terwijl hij het hem overhandigde. “Eet dit maar, dat helpt.” Benno trok een wenkbrauw op. 

“Een toffee? Dat gaat de hik stoppen?”

“Eet hem nou maar op”, zei zijn vader ongeduldig. Benno deed wat er van hem gevraagd werd.

“BENNO EET EEN TOF…” De blik van Benno’s vader legde de stadsomroeper nog een keer het zwijgen op. Hij zuchtte luid en ging chagrijnig naast de trol op de grond zitten. 

Direct nadat hij de toffee op had, merkte Benno tot zijn verbazing en grote opluchting dat de hik was opgehouden. Triomfantelijk gooide hij zijn armen in de lucht. 

“Het is gelukt!” juichte hij. Hij verwachtte elk moment de schreeuwende stem van de stadsomroeper, maar toen hij zich omdraaide was die nergens te bekennen. Ook de schrijfveer en het perkament waren verdwenen. Benno stond verbaasd om zich heen te kijken. De trol werd zo transparant als een geest, totdat hij helemaal niet meer te zien was. De vlinders vlogen allemaal tegelijk op en losten op in de lucht. De kokosnoten leken een poging te doen om te vluchten door hard weg te rollen, maar dat had geen zin. Ze spatten een voor een als luchtbellen uit elkaar. 

Toen Benno langs de bergwand naar beneden keek, zag hij ook de zeemeermin verdwijnen. Alleen de kuikentjes waren nu nog over, maar al snel verdwenen de eerste paar kuikentjes met een luide plop in het niets. Het waren er inmiddels zoveel dat het even duurde voordat alle kuikentjes weg waren. De vele plop-geluiden waren bijna oorverdovend. Uiteindelijk was alleen nog een kuikentje over die op Benno’s hoofd zat. Het boog zijn kopje over zijn voorhoofd heen om heen aan te kijken en piepte vrolijk. Benno glimlachte naar hem. *PLOP* Ook het laatste kuikentje was verdwenen.

Benno kon er niets aan doen, maar hij voelde zich toch een beetje verdrietig. Hij miste zijn pluizige gele vriendjes nu al.

“Kom”, zei zijn vader terwijl hij een arm om hem heen legde. “We gaan naar huis.”

———————————

De volgende ochtend zat Benno stilletjes aan het ontbijt en staarde naar zijn bord. Ook al was het avontuur in de bergen nogal intens geweest, weer teruggaan naar het normale leven viel toch wat tegen. Weer de hele dag in de tuin werken, dacht hij somber. Dat was wel het laatste wat hij nu wilde doen. Ook miste hij het gepiep van de kuikentjes om zich heen en voelde hij steeds op zijn hoofd of er toch niet toevallig nog een kuikentje op zat. 

Zijn moeder zag zijn ongelukkige gezicht en vroeg wat er was, maar hij mompelde alleen iets over bubbels en kuikentjes, waar ze uiteraard niks van begreep. Zijn vader had haar wel verteld dat Benno achter hem aan was gekomen en het drakenei had gevonden, maar over het betoverde zeepblokje en de bubbels had hij niks gezegd. Ze zou zich alleen maar zorgen maken.

Toen zijn vader even later aan de ontbijttafel verscheen, was hij in opperbeste stemming. Hij neuriede zelfs een melodietje. Het deed Benno verdacht veel denken aan een muziekstuk dat de trol gisteren had gespeeld. 

“Goed geslapen, Benno?” vroeg hij met een samenzweerderige grijns. Benno haalde zijn schouders op en staarde nog altijd ongelukkig naar zijn bord. 

“Wat denk je ervan als we vandaag samen de bergen in gaan?” Nu keek Benno wel op.

“Wat?” Hij had het vast verkeerd gehoord.

“Of je meegaat de bergen in.”

“Mag ik mee drakeneieren zoeken?” vroeg hij ongelovig. Zijn vader knikte. 

“Tenzij je liever je moeder helpt in de tuin natuurlijk.” 

“Nee, nee! Ik ga mee!” Zijn vader grijnsde. Benno was meteen zijn sombere humeur vergeten. Hij sprong op en omhelsde zijn vader. Zijn moeder moest lachen en haalde een schaal met snoepjes uit een keukenkastje.

“Hier, Benno. Neem maar een snoepje”, zei ze terwijl ze hem de schaal voorhield. “Om het te vieren!” Maar tot haar grote verbazing deed hij geschrokken een stap achteruit.

“Nee, ik hoef geen snoepjes. Nooit meer!” Snel duwde hij de schaal van zich af. Zijn moeder snapte er helemaal niks van, maar zijn vader begon hard te lachen. 

“BENNO EET GEEN SNOEPJES MEER. BENNO HEEFT ZIJN LESJE GELEERD”, schreeuwde hij. Het was een perfecte imitatie van de stadsomroeper. Zijn moeder keek hem vreemd aan, maar Benno proestte het uit van het lachen. Samen met zijn vader trok hij de bergen in.

Toen Benno’s moeder een uur later in de tuin aan het werk was en Benno en zijn vader allang weg waren, kon ze hun lachende stemmen nog steeds door de vallei horen galmen.

 

Verder lezen? Bekijk alle avonturenverhalenfantasieverhalen of verhalen vanaf 8 jaar.