Een blauwe sok met gele stippen beleeft altijd van alles met zijn broertje, maar opeens hangt hij na het wassen alleen aan de waslijn. Waar is zijn broertje? Als hij zelfs achter in de sokkenla wordt gelegd, vraagt hij zich af of hij zijn broertje ooit nog wel terug zal zien. Maar de sok is niet van plan op te geven!
Het verhaal
Er was eens een paar blauwe sokken met gele stippen. De sokken waren broertjes en hadden altijd veel lol samen. Aan de voeten van hun eigenaar, een jongetje dat Lars heette, hadden ze al van alles beleefd. Ze sprongen op springkussens, klommen in bomen, speelden in de zandbak, gleden over gladde vloeren en zwaaiden heen en weer op de schommel. Maar bovenal waren ze vaak gewassen in de wasmachine. De broertjes hadden veel plezier aan de voeten van Lars, maar gewassen worden vonden ze nog leuker. Ze draaiden maar rondjes en rondjes in het water en de zeepbubbels, totdat ze niet meer wisten wat boven en onder was. Daarna werden ze aan de waslijn gehangen op zolder, of buiten in de warme zon. Dan maakten ze grapjes met de andere sokken en giechelden ze net zolang tot ze droog waren en weer in de sokkenla werden gelegd. En als Lars ze een paar dagen later weer uit de sokkenla haalde, wisten ze dat het niet lang duurde voordat ze weer in de wasmachine mochten!
Maar op een warme zomerdag hing één van de broertjes plotseling alleen aan de waslijn. Hij keek naar links en rechts en zag alle andere sokken die waren gewassen naast hem hangen. Maar zijn broertje was nergens te bekennen. Hoe kon dat nou? Ze hadden toch samen in de wasmachine gezeten? Of niet? De sok dacht diep na waar zijn broertje gebleven kon zijn, maar hij wist het niet meer. Hij had ook zoveel rondjes gedraaid!
Alle sokken aan de waslijn waren snel droog, want het was zomer en de zon scheen fel. Voor hij het wist lag de sok alweer in de sokkenla. Normaal gesproken werd hij samen met zijn broertje voor in de la gelegd, maar nu lag hij helemaal achterin. Hier was hij nog nooit geweest. Tot zijn verbazing lagen er allemaal andere sokken die alleen waren.
“Wat gebeurt er?” fluisterde hij. Een oude sok die helemaal grijs was en vol zat met gaten schuifelde naar hem toe.
“Is dit je eerste keer achter in de la?” vroeg hij met een schorre stem. De sok knikte.
“Ik hing opeens alleen aan de waslijn en mijn broertje was weg”, zei hij verdrietig. De oude sok bromde meelevend.
“Dat hebben we allemaal meegemaakt.”
“Maar hij komt vast snel weer terug! En dan liggen we weer gezellig voor in de la.” De sok glimlachte hoopvol. “Niet dat het hier niet leuk is”, voegde hij er nog snel aan toe. Hij hoopte dat hij de oude sok niet had beledigd. Maar die leek het helemaal niet gehoord te hebben.
“Het spijt me dat ik het moet zeggen, knul. Maar de meeste van ons hebben onze broertjes en zusjes nooit weer terug gezien.”
“Hoe bedoelt u?” De sok begon nu toch een beetje nerveus te worden.
“Verdwenen sokken blijven meestal voor altijd weg. Alsof ze in rook opgaan. Niemand weet waar ze gebleven zijn. Ik heb nog nooit een sok zien terugkeren. De meesten van ons achter in de la liggen hier al jaren. Het zou een wonder zijn als je je broertje nog terugziet. En ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik geloof niet in wonderen.” De sok begon nu helemaal te trillen. Zou het waar kunnen zijn? Zou hij zijn broertje nooit meer terugzien?
“Vergeet je broertje maar zo snel je kunt”, bromde de oude sok. “Je zult waarschijnlijk nooit meer voor in de la liggen.”
De sok voelde tranen in zijn ogen springen. Hij keek eens goed om zich heen. Er lagen zoveel sokken hier! Moest hij hier echt de rest van zijn leven zonder zijn broertje doorbrengen? En zonder dat hij ooit nog gedragen werd door Lars? De woorden van de oude sok dreunden door zijn gedachten. Je zult waarschijnlijk nooit meer voor in de la liggen…
Oh, nee? dacht de sok. Plotseling voelde hij zich zelfverzekerd en vastberaden. Nooit meer voor in de la? Dat zullen we nog wel eens zien! Hij had gezien hoe de oude sok bewoog, zodat hij heen en weer kon schuifelen. Hij probeerde het na te doen. Hij wiebelde heen en weer, net zolang tot hij makkelijk van links naar rechts kon schuifelen. Toen waagde hij het erop en schuifelde hij helemaal naar voren, totdat hij weer voor in de la lag. De sokken die achterin lagen, lachten hem uit. Wist hij niet dat hij gewoon weer achterin zou worden gelegd? En ja hoor, de eerstvolgende keer dat de moeder van Lars de la open trok, legde ze de sok weer naar achteren. Maar de sok was niet van plan om op te geven en zodra de la dicht was, schuifelde hij weer naar voren.
————————-
Dit ging een paar dagen zo door en de sok bleef maar volhouden. Elke keer als hij achterin werd gelegd, schuifelde hij zo snel mogelijk weer naar voren. De andere sokken verklaarden hem voor gek, maar hij wilde weer rennen en klauteren en spelen. En bovenal wilde hij zijn broertje terugzien. Maar toen er weer een paar dagen voorbij gingen en er nog altijd niks veranderd was, begon hij toch een klein beetje te twijfelen. Zou de oude sok dan toch gelijk hebben?
Maar de eerstvolgende keer dat de la openging, keek de sok recht in het gezicht van Lars. Die haalde alle sokken uit de la en legde ze op de grond. Wat zou er aan de hand zijn? De sok zag twee grote dozen in het midden van Lars’ slaapkamer staan. Op de ene doos stond ‘sokken’ en op de andere doos stond ‘weggooien’. Wat had dat te betekenen?
Lars gooide sokken die nog wel met z’n tweeën waren in de sokken-doos. Een aantal andere sokken die altijd in hun eentje achter in de la hadden gelegen, kwamen in de weggooien-doos terecht.
“Lars, ben je je sokken al aan het uitzoeken voor de verhuizing?” riep de moeder van Lars onder aan de trap.
“Ja, mam. Ik ben bezig!” riep Lars terug. Oh nee! dacht de sok. Een verhuizing! Dat betekende dat er dingen uitgezocht en gesorteerd zouden worden. Lars zou vast alleen maar de sokken meenemen die nog een broertje of zusje hadden en de rest bleef achter.
De andere sokken die nog op de grond lagen hadden nu ook door wat er aan de hand was. De sokken die met z’n tweeën waren vonden het niet erg, maar de sokken die alleen waren raakten in paniek. De sok probeerde rustig te blijven, maar dat was niet makkelijk. Eén voor één pakte Lars de sokken op en gooide ze in een van de twee dozen. Het hoopje werd kleiner en kleiner, tot de sok uiteindelijk alleen overbleef met de oude sok.
“Nou, knul. Dit is het dan. Ik zie je zo in de weggooi-doos.” Hij keek de sok vol medelijden aan. Lars pakte de oude sok op en gooide hem met een vies gezicht in de weggooi-doos. Nu was het de beurt aan de sok. Hij dacht aan zijn broertje en hoopte dat Lars hem in de sokken-doos zou gooien. Anders zou hij zijn broertje echt nooit meer terugzien. Maar helaas. Lars pakte hem op en met een sierlijke zwaai kwam hij bovenop de bult sokken terecht in de weggooi-doos. Het was zo’n hoge bult dat hij net over de rand van de doos kon kijken.
“Lars!” riep zijn moeder weer, maar dit keer kwam ze de trap op. “Kijk eens wat ik achter de wasmachine vond.” In haar handen had ze een sok. Ze glimlachte en gooide hem op de schoot van Lars. De sok keek toe over de rand van de weggooi-doos en viel bijna van de bult af toen hij zag wat Lars in zijn handen had. Het was een blauwe sok met gele stippen. Zijn broertje!
De sok slaakte een kreet van blijdschap en probeerde de doos uit te springen, maar de rand was te hoog. Hij viel van de bult af en kwam onder een paar andere sokken terecht. Tussen hen door zag hij het hoofd van Lars boven de doos verschijnen.
“Hier ben ik!” schreeuwde de sok en hij wiebelde zo hard hij kon heen en weer, maar het hielp niet. Lars rommelde in de doos, maar kon de sok niet vinden. Na een tijdje zag de sok aan zijn gezicht dat hij op het punt stond om op te geven. In een laatste wanhopige poging om gered te worden, wiebelde de sok zo hard heen en weer dat de doos zelfs een piepklein beetje bewoog. Lars zag het niet, maar het hielp wel, want op het allerlaatste moment schoof een van de sokken die bovenop de sok lag van hem af. Er was nu een klein stukje blauw met gele stippen zichtbaar. Meteen voelde de sok een hand die hem vastpakte en uit de doos trok.
De sok en zijn broertje juichten zoals ze nog nooit gejuicht hadden toen ze samen in de sokken-doos werden gelegd. Ze konden hun geluk niet op en bleven maar lachen.
Toen de sok even later naar de weggooi-doos keek, zag hij de oude sok bovenop de sokkenbult staan. Hij knipoogde naar de broertjes.
“Nou, knul. Zo zie je maar weer. Een oude sok als ik heeft niet altijd gelijk. Kom je toch nog voor in de la,” zei hij met zijn schorre stem. Toen barstte hij in lachen uit en deed een dansje. “Wonderen bestaan toch! Ha!” Hij knipoogde naar de broertjes en had een twinkeling in zijn ogen die de sok nog niet eerder had gezien.
“Wie weet!” riep hij. “Wie weet zie ik mijn broertje ook wel weer terug. Alles is mogelijk!”
Verder lezen? Bekijk alle verhalen voor kinderen vanaf 6 jaar.
Laat een reactie achter