Als de boer per ongeluk het deurtje van het kippenhok open laat staan, besluiten twee kippen om op avontuur te gaan. Ze hebben namelijk altijd al een keer het luxe kippenhok van de buurman willen bekijken. Maar is het leven in het kippenhok aan de overkant wel zo geweldig als het lijkt? En wat als ze plotseling niet meer terug kunnen naar hun eigen kippenhok?
Het verhaal
“Hé, moet je kijken!” fluisterde de kip terwijl ze haar zusje aanstootte. De andere kippen sliepen al, maar zij en haar zusje waren nog wakker. “De boer heeft het deurtje open laten staan van het hok.” Ze rende naar het deurtje en stak haar kop naar buiten. “We kunnen zo naar buiten lopen!” Ze keek achterom naar haar zusje, maar die bleef waar ze was.
“Kom nou!” fluisterde ze zo hard ze kon zonder de andere kippen wakker te maken. Haar zusje hopte nerveus van de ene poot op de andere.
“Wat is er nou?”
“Wat als er vossen zijn?”
“Heb je hier ooit een vos gezien?”
“Nee, maar…”
“Nou dan!”
“Maar wat als de boer het deurtje weer op slot doet? Dan kunnen we niet meer terug!”
“De boer is al op bed. Hij komt pas in de ochtend terug.”
“Je weet niet of…”
“Ja, dat weet ik wel.”
Toen haar zusje niks meer zei en nog steeds niet naar haar toe kwam, zuchtte de kip diep.
“Dit is onze enige kans om te kijken hoe het in het andere kippenhok is! De boer maakt deze fout vast niet nog een keer. Of wil je soms de rest van je leven naar de overkant van de weg kijken en je afvragen hoe het daar is?”
Hun kippenhok keek uit op de landweg die tussen hun huis en die van de buurman liep. In de verte konden ze ook zijn kippenhok zien. Hoewel hun eigen kippenhok groot genoeg was en ze alle ruimte hadden om binnen en buiten rond te rennen, was die van de buurman nog veel groter. Dat konden ze zelfs van deze afstand zien. De meeste kippen vonden dat niet erg. De boer zorgde goed voor ze en ze hadden niks te klagen. Maar de zusjes wilden meer weten. Ze vertelden elkaar elke avond voordat ze gingen slapen verhalen over hoe luxe het kippenhok van de buurman was, dat de kippen elke dag iets lekkers kregen en dat ze daardoor enorme bergen eieren legden.
“Goed dan”, gaf het zusje toe. De kip wachtte geen moment langer en trok haar zusje mee door het deurtje. Samen renden ze zo snel ze konden het erf over naar de landweg. Het duurde niet lang voordat ze daar aankwamen.
“We zijn er bijna!” De kip was zo blij dat ze de woorden bijna schreeuwde.
“Shhh!” zei haar zusje. Maar ook zij kon nu niet meer wachten tot ze er waren. Ze staken de landweg over en liepen voorzichtig over het erf van de buurman tot ze bij het kippenhok stonden. Ze keken elkaar aan en wisten niet wat ze moesten zeggen. Het was nog veel groter dan ze dachten! Ze liepen een rondje om het hok en zagen dat het niet alleen meerdere verdiepingen had, maar ook twee binnenplaatsen en zelfs een speciale ruimte om eitjes te leggen. Dit was nog mooier dan ze hadden durven dromen.
“Ik wou dat we even naar binnen konden”, zuchtte de kip.
“Misschien kan dat wel”, zei haar zusje. Ze stond bij één van de vele deurtjes van het kippenhok en wees ernaar. “Hij is open!”
De zusjes glipten zo snel ze konden door de kier. Niemand had ze gezien, dus dwaalden ze een tijdje rond in het enorme hok. Ze hadden geen woorden voor hoe groot en luxe het kippenhok was en ze keken hun ogen uit. Af en toe kwamen ze een kip tegen die nog niet op bed was gegaan. Ze groetten iedereen vrolijk, maar niemand zei iets terug. De meeste kippen deden alsof de zusjes helemaal niet bestonden. “Aan de kant!” snauwde er zelfs eentje toen de zusjes ‘hallo’ probeerden te zeggen. Hmm, wat een onaardige kippen hier! Dat viel tegen.
Nadat ze een tijdje rondgedwaald hadden en alles twee keer hadden gezien, vonden ze het wel tijd om naar huis te gaan. Ze liepen blij na te praten over alles wat ze hadden gezien, tot ze bij het deurtje kwamen waardoor ze naar binnen waren gekomen. Hij stond niet meer op een kier, maar was niet op slot.
“Waarom blijven alle kippen eigenlijk in het kippenhok als de deur gewoon open is?” vroeg de kip aan haar zusje. Ze lachte om zichzelf. “Ach, waarom zou je ook naar buiten willen als je in zo’n mooi kippenhok woont.”
“Ik denk dat ik wel weet waarom”, zei haar zusje met bibberende stem. Ze wees door het gaas naar buiten. Nu zag de kip het ook. Buiten het kippenhok liepen twee vossen. Ze liepen rondjes om het hok heen en keken kwijlend naar de lekkere hapjes die in het hok zaten. Trillend van angst zaten de zusjes tegen elkaar aangedrukt. Wat nu? Zo konden ze niet terug naar huis.
Gelukkig duurde het niet lang tot de buurman naar buiten kwam en met een kwaad gezicht de vossen van zijn erf jaagde met een hark. Daarna liep hij naar het kippenhok en controleerde alle deurtjes. Toen hij bij het deurtje van de zusjes kwam, zag hij dat die niet op slot was. Met één beweging deed hij hem op slot. De vossen waren nu wel weg, maar de zusjes konden niet meer ontsnappen. Ze zaten gevangen in het verkeerde kippenhok.
Die nacht deden ze geen oog dicht. Ze probeerden te bedenken hoe ze konden ontsnappen, maar er kwam niks in hun op. Ook al zou de buurman weer per ongeluk een deurtje niet op slot doen, dan waren er alsnog de vossen die vast ergens zaten te wachten op hun kans. Straks zaten ze hun hele leven in dit kippenhok met deze onaardige kippen. Ze wilden zo graag terug naar huis dat de tranen in hun ogen sprongen.
De volgende ochtend werd het niet beter. De buurman kwam naar het kippenhok om eitjes te halen, maar liet helaas geen deurtje open staan. Hij liep recht op het gedeelte van het hok af waar de kippen eieren legden. Daar lag al een grote berg eieren. Hij raapte ze allemaal op, keek kwaad om zich heen en begon te schreeuwen.
“Is dit alles? Denken jullie dat dit genoeg is? Wat zijn jullie nou voor kippen?!” Alle kippen stonden te schudden van angst. Maar de buurman was nog niet klaar met schreeuwen.
“Jullie zijn gewoon te lui, dat is het! Als er morgenochtend niet meer eitjes klaar liggen, dan stop ik jullie één voor één in de kookpot. Dan heb ik tenminste genoeg te eten!” Kwaad stampte hij het kippenhok uit en gooide het deurtje achter zich in het slot.
De zusjes waren in shock. Hoe kon hij dat nou zeggen? Er lagen enorm veel eitjes in het hok, veel meer dan bij hun thuis. En dit was nog steeds niet genoeg? Na alles was ze hadden gezien, was het de zusjes wel duidelijk dat het kippenhok misschien wel heel mooi was, maar het was niet leuk om er te wonen. Ze misten hun eigen gezellige kippenhok en de aardige boer zo erg dat het pijn deed. Zouden ze hier ooit nog wegkomen?
Later op de ochtend hoorden ze opeens stemmen op het erf. De buurman had bezoek gekregen. Maar de zusjes luisterden maar met een half oor. Ze hadden de moed al opgegeven dat ze ooit weer naar huis zouden kunnen. Wat maakte het dan uit wie er op bezoek kwam?
Maar toen spitste de kip haar oren. Wacht eens… die stem kende ze! Ze haastte zich naar het gaas om beter naar buiten te kunnen kijken. Ze sleepte haar zusje achter zich aan.
“Wat is er?” zei ze. Maar de kip maande haar tot stilte.
“Waarom zouden ze bij mij zijn? Dat slaat nergens op. Of denk je soms dat ik ze gestolen heb?” De buurman klonk nog norser dan normaal.
“Natuurlijk niet! Maar laat me tenminste even kijken.” De zusjes barstten bijna in huilen uit van opluchting. Het was de boer! Hij kwam ze halen! Ze vlogen elkaar om de hals en wachtten tot de buurman en de boer in zicht zouden komen. En ja, hoor. Daar kwamen ze allebei de hoek om. De buurman had de hark in zijn handen waarmee hij de vorige avond de vossen had weggejaagd. Hij werd op de voet gevolgd door de boer. De zusjes sprongen op en neer van blijdschap. De boer zag ze eerst niet, maar toen hij dichterbij kwam, kreeg hij ze in de gaten. Een grote glimlach verscheen op zijn gezicht.
“Dat zijn ze”, lachte hij. Met een ruk trok de buurman het deurtje van het hok open. Hij greep de zusjes niet bepaald zachtzinnig vast en trok ze uit het kippenhok. Daarna duwde hij ze ruw in de armen van de boer. Ze zagen even sterretjes, maar voordat ze begrepen wat er nou eigenlijk gebeurde, was de boer al bijna bij de landweg.
“Hou die beesten voortaan bij je, mafkees. Voordat ze mijn kippen besmetten met weet ik veel wat!” riep de buurman hen kwaad na. Maar de boer glimlachte naar de zusjes.
“Let maar niet op hem. Nog even en jullie zijn weer veilig thuis.” De zusjes waren zo blij en dankbaar dat ze aan één blik genoeg hadden om elkaar plechtig te beloven dat ze nooit meer weg zouden lopen. Nog voordat ze bij het kippenhok aankwamen vielen ze beide als een blok in slaap in de schommelende armen van de boer.
Verder lezen? Bekijk alle avonturenverhalen of dierenverhalen.
Laat een reactie achter