Wanneer de kinderen in haar dorp één voor één verdwijnen en zelfs de tovenaar ze niet terug kan vinden, besluit Kaja op onderzoek uit te gaan. Doet de tovenaar eigenlijk wel z’n best om de kinderen te vinden of doet hij maar alsof? Als Kaja een duistere ontdekking doet, wordt het wel duidelijk dat niet iedereen te vertrouwen is…
Het verhaal
Lang geleden, in een land hier ver vandaan, lag een vredig dorpje middenin een groot woud. Het was een doodgewoon dorp waar eigenlijk nooit wat gebeurde. Tenminste, zo leek het. Het was namelijk zo dat er al maanden kinderen spoorloos verdwenen. Eerst dachten de dorpelingen dat ze gewoon waren weggelopen, maar toen er steeds meer kinderen verdwenen, was het wel duidelijk dat er iets vreemds aan de hand was. Het was alsof de kinderen gewoon in lucht waren opgegaan. Uiteraard werden er grote zoektochten gehouden en waren er bijna dagelijks groepjes mensen in het woud naar de kinderen op zoek. Maar dit leidde tot niks, tenslotte hadden ze geen enkele aanwijzing waar ze iets mee konden. Niemand had in die maanden iets gezien en niemand had iets gemerkt…
En dus vroegen ze de tovenaar om hulp. Hij woonde net buiten het dorp. De dorpelingen zagen hem niet zo vaak, want hij zat meestal in zijn huis experimenten te doen met toverdrankjes. Af en toe ontplofte er wel eens wat, maar de dorpelingen waren het al zo gewend dat ze het niet eens meer merkten. De tovenaar was een aardige man en hij was zeer geliefd in het dorp. Hij genas zieke mensen met zijn toverdrankjes en zorgde er met zijn magie voor dat de oogst altijd lukte. Toen de dorpelingen hem om hulp vroegen om de verdwenen kinderen terug te vinden, was hij meteen bereid om alles te doen wat hij kon. De dorpelingen waren hem heel dankbaar en gaven hem alles wat hij nodig had. Toch bleven er steeds kinderen verdwijnen.
Eén van de kinderen die nog wel in het dorp was, was Kaja. Ze speelde normaal gesproken altijd in het woud met haar vriendjes en vriendinnetjes, maar toen die een voor een verdwenen, mocht ze van haar moeder het dorp niet meer uit. Ze wilde mee helpen zoeken naar de kinderen, maar ook dat mocht niet. Als ze vragen stelde over de zoektochten, wilde niemand haar iets vertellen om haar niet bang te maken. ‘Het komt allemaal goed, maak je maar geen zorgen’ zeide ze allemaal. Maar Kaja was te nieuwsgierig en wilde meer weten.
Daar had ze gelukkig snel een oplossing voor gevonden. Ze klom elke dag in een van de hoge bomen die overal in het dorp stonden om de volwassenen af te luisteren. Niemand kon zo snel een boom inklimmen als zij en ze kon zich makkelijk verstoppen tussen de bladeren, dus ze was nog nooit betrapt. Zo wist ze toch precies wat er in het dorp gebeurde.
———————-
Op een middag verstopte Kaja zich in een boom vlakbij het dorpsplein. De tovenaar stond daar met een groepje mensen te fluisteren die net weer terug waren van een zoektocht in het woud. Kaja had haar boom zorgvuldig uitgekozen, dus ze zat dichtbij genoeg om ze te kunnen horen.
“Weer niks!” zei één van de mannen. “Niet eens een gebroken takje of een spoor in het zand die we kunnen volgen. Alsof ze in de lucht zijn opgegaan.”
“Heb jij nog iets gevonden?” vroeg een andere man aan de tovenaar. Maar die schudde bedroefd zijn hoofd.
“Als ze in de buurt waren, dan had mijn magie ze allang gevonden. Ik vrees dat ze ver weg zijn, heel ver weg. In ieder geval verder dan mijn toverspreuken kunnen reiken.”
“Wat kunnen we nog meer doen?” zei één van de vrouwen met trillende stem. Kaja herkende haar meteen. Ze was de moeder van haar beste vriendin Arya, die een week geleden verdween.
“Ik ben bang dat we alles al hebben gedaan wat we konden doen,” zei de tovenaar. “Ik zal het blijven proberen met mijn toverspreuken, maar we hebben inmiddels het hele woud rondom het dorp al uitgekamd. De kinderen zijn daar niet.”
“We mogen niet opgeven!” riep ze opeens fel. Het klonk alsof ze elk moment in tranen uit kon barsten.
“Natuurlijk geven we niet op. Nooit”, zei de tovenaar terwijl hij troostend zijn hand op haar schouder legde. “Ik zal blijven zoeken en zal pas stoppen als alle kinderen terug zijn. Maar misschien is het voor nu goed om even een paar dagen rust te nemen om op krachten te komen. We zijn allemaal uitgeput.” Hij keek bezorgd de kring rond. De meeste mensen knikten.
“Geen zorgen, ik zal de komende dagen blijven zoeken”, zei de tovenaar tegen Arya’s moeder. Het groepje ging langzaam uit elkaar en ook de tovenaar verliet het dorpsplein. Toevallig liep hij precies onder de boom door waar Kaja in verstopt zat. Hij begon in zichzelf te mompelen.
“Eindelijk een paar dagen rust!”
Rust? dacht Kaja. Hoezo rust? Hij zei toch net dat hij niet zou stoppen met zoeken tot hij de kinderen gevonden had? Terwijl de dorpelingen er steeds slechter uit begonnen te zien door de wanhoop, de angst en de slapeloze nachten, zag de tovenaar er juist energieker en opgewekter uit dan ooit. Toen Kaja nog heel jong was, vond ze hem er altijd oud uitzien, met zijn witte haar en de groeven in zijn gezicht. Nu dacht ze dat hij misschien toch niet zo oud was. Zijn haar leek nu meer donkerblond dan wit en zelfs van de groeven in zijn gezicht was weinig meer te zien. Hoe deed hij dat? Als hij echt zo hard werkte om de verdwenen kinderen terug te vinden, dan zou hij er toch net zo vermoeid uit moeten zien als de dorpelingen? Kaja besloot op onderzoek uit te gaan. Ze wilde niet de volgende zijn die zou verdwijnen! En daar kwam nog bij dat ze haar beste vriendin terug wilde. Ze moest er zeker van zijn dat de tovenaar wel echt alles deed wat hij kon om haar en de andere kinderen terug te vinden. Helemaal nu de dorpelingen een paar dagen stopten met zoeken. Elke dag telde!
Kaja sloop achter de tovenaar aan naar zijn huis en ging in de dichte begroeiing achter het huis zitten, waar de werkkamer van de tovenaar was. De gordijnen waren niet helemaal dicht, waardoor Kaja een stukje van de kamer kon zien. Ze zag een enorme boekenkast met allemaal oude, stoffige boeken en glazen potten met vreemde voorwerpen erin. Ook zag ze een groot houten bureau waar glazen bekers met gekleurde vloeistof op stonden. Dat waren ongetwijfeld zijn toverdrankjes. Vanuit deze plek zou ze zeker kunnen zien of de tovenaar wel echt aan het werk ging.
Maar de tovenaar zette de rest van de middag geen voet in zijn werkkamer. Kaja zou hem het liefst bij zijn schouders pakken en door elkaar schudden. Waarom was hij niet hard aan het werk om de kinderen terug te vinden? Hij was hun enige hoop! En hij had het beloofd!
Toen het begon te schemeren en Kaja van de kou en de teleurstelling begon te rillen, besloot ze om naar huis te gaan. Maar net toen ze opstond uit haar schuilplaats, kwam de tovenaar via de achterdeur van zijn huis naar buiten. Kaja kon net op tijd weer achter de struik duiken en gluurde door de takken heen. De tovenaar had een zwart gewaad aan en had de kap ver over zich gezicht getrokken. Hij hield een lantaarn in zijn hand waar een onheilspellend groen vlammetje in brandde en liep toen het woud in. Waarom deed hij zo geheimzinnig? Kaja twijfelde of ze toch niet beter naar huis kon gaan. Haar moeder zou zich vast al zorgen maken. Maar haar nieuwsgierigheid was te groot. Ze volgde de tovenaar zo stil en onopvallend mogelijk.
Hij liep een tijdlang door het woud. Zelfs zo lang dat Kaja zich af begon te vragen of hij toch niet gewoon op zoek was naar de verdwenen kinderen. Maar opeens bleef de tovenaar staan, trok zijn toverstok uit zijn mouw en maakte een paar ingewikkelde bewegingen. Kaja’s mond viel open. Het was alsof de tovenaar een onzichtbare doek wegtrok, want uit het niets verscheen er een groot gebouw tussen de bomen. Het was een stenen schuur met een rieten dak en kleine raampjes aan de zijkant. De schuur was zo vervallen dat sommige ramen helemaal kapot waren en de rest zo vies was dat je er onmogelijk doorheen kon kijken. Het rieten dak was voor een deel ingestort en was helemaal wit van de vogelpoep. Aan de voorkant van de schuur zat een houten schuifdeur die met kettingen en een groot hangslot op slot was gezet. In tegenstelling tot de rest van de schuur, zagen de schuifdeur en de kettingen er wel heel nieuw uit. De tovenaar liep er zonder aarzeling heen en opende het hangslot met een sleutel die hij uit zijn gewaad viste. Daarna schoof hij de deur snel weer achter zich dicht.
Kon dit de plek zijn waar de verdwenen kinderen verborgen zaten? Dat zou de tovenaar toch nooit doen? Maar wat moest hij anders met zo’n groot gebouw midden in het woud? Zijn huis was het grootste huis in het dorp. Hij kon onmogelijk meer ruimte nodig hebben voor zijn werk. Kaja moest weten hij daarbinnen deed en sloop naar het dichtstbijzijnde kapotte raam. Het raam zat heel hoog, maar als ze op haar tenen ging staan, kon ze net over het randje kijken. Haar ogen moesten even wennen aan het donker. Maar toen ze uiteindelijk wat kon zien, kreeg ze de schrik van haar leven. Daar zaten ze. De verdwenen kinderen!
Kaja dook razendsnel naar beneden toen de tovenaar langs haar raampje liep. Ze ging op haar hurken zitten en drukte haar rug stevig tegen de muur. Haar hart klopte in haar keel. De kinderen waren hier! Zat de tovenaar al die tijd achter de verdwijningen? Ze kon het maar moeilijk geloven. Waarom zou hij dat doen? Wat moest de tovenaar met al die kinderen?
Toen ze er zeker van was dat de tovenaar haar niet had gezien, kwam ze heel langzaam omhoog om nog eens door het raam te kijken. De tovenaar stond met zijn rug naar haar toe bij een grote werkbank drankjes te mixen. Om hem heen stonden gigantische metalen kooien die waren opgestapeld tegen de muren. In elke kooi zat een kind. Kaja telde ze snel. Alle kinderen waren er. Er waren ook nog een paar kooien leeg, ongeveer net zoveel als er nog kinderen waren in het dorp. Kaja’s adem stokte in haar keel toen ze zich realiseerde dat een van die kooien voor haar bedoeld was.
Voorzichtig zocht ze alle kinderen af. Ze zag haar vriend Miko, die helemaal in de hoek van zijn kooi was gekropen en angstig voor zich uit staarde, en haar vriendin Rosalie, die zich niet verroerde en met een strak gezicht elke beweging van de tovenaar volgde. Daarna zag ze Owen, de jongen die als eerste verdween. Zijn kooi stond op de grond en hij lag opgerold als een dier op de ijskoude vloer te slapen. Zijn haar was altijd zwart geweest, maar nu was het spierwit. Vreemd…
Het duurde even voordat Kaja Arya gevonden had, maar toen zag ze haar. Ze zat in een van de kooien die helemaal achter in de hoek stonden. Ze zat heel kalm en bijna verveeld in haar kooi, maar Kaja kende haar beste vriendin door en door en zag de verborgen angst in haar ogen. Die werd nog groter toen de tovenaar zijn drankje klaar leek te hebben. Hij hield een glazen flesje met een gifgroene vloeistof omhoog in het licht en glimlachte tevreden. Alle kinderen deinsden tegelijkertijd terug in hun kooien. De tovenaar grijnsde en haalde zijn toverstok uit zijn gewaad. Hij liet de punt van de toverstok langs de kooien gaan en alle kinderen werden gehuld in wit licht. Het leek wel of ze bevroren waren, want geen enkel kind leek zich nog te kunnen bewegen. Langzamerhand werd het licht om hen heen steeds groener, totdat het dezelfde griezelige gifgroene kleur had als het vlammetje in de lantaarn van de tovenaar. De tovenaar zwaaide nog een keer met zijn toverstok en het groene licht vloeide als lange, smalle waterstroompjes weg van de kinderen en rechtstreeks de toverdrank in. Kaja keek naar Arya en moest moeite doen om haar naam niet te roepen toen zij en alle andere kinderen eruit zagen alsof ze een week niet geslapen hadden en slap van vermoeidheid in hun kooi hingen. Ook leek Arya’s haar nu plotseling meer lichtbruin dan zwart.
Kaja voelde de paniek door zich heen razen. Wat deed de tovenaar met de kinderen? Wat kon ze doen om te helpen? Ze zag de tovenaar het groene drankje aan zijn lippen zetten en het in een keer achterover gooien. Even gebeurde er niks, maar toen werd de tovenaar in zo’n helder wit licht gehuld dat Kaja’s ogen begonnen te tranen. Na een tijdje doofde het licht langzaam. Kaja knipperde met haar ogen en kon niet geloven wat ze zag. De tovenaar leek opeens wel tien jaar jonger! Zijn haar was niet langer blond, en al helemaal niet wit. Hij had een dikke bos bruin haar gekregen en van de groeven in zijn gezicht was niets meer te zien. Hij leek nu zelfs jonger dan Kaja’s vader. Het was zo’n verschil met de oude man waar Kaja mee opgegroeid was, dat ze even begon te twijfelen of hij wel dezelfde persoon was. Plotseling begreep ze wat dit betekende. De tovenaar gebruikte de kinderen om zichzelf jonger te maken!
Ze moest de dorpelingen waarschuwen! Maar wacht… wie zou haar geloven? Iedereen in het dorp vertrouwde de tovenaar en hij was hun enige hoop. Als ze nu met een verhaal aan zou komen dat de tovenaar de kinderen had ontvoerd om zichzelf jonger te maken, wie zou haar dan ooit serieus nemen? Ze wist niet zeker of ze het zelf wel zou geloven als ze het niet met haar eigen ogen had gezien. Ze was doodsbang om betrapt te worden en ook in zo’n kooi te belanden, maar ze kon hier niet zomaar blijven staan. Ze moest haar vrienden helpen!
Verder lezen? Lees hier deel 2!
Iets anders lezen? Bekijk alle avonturenverhalen, fantasieverhalen of verhalen vanaf 10 jaar.
Laat een reactie achter