winterverhaal

De wereld onder het ijs – deel 2

De ijsbeer heeft de sneeuwvlok en zonder de sneeuwvlok kunnen Tim, Sara en Daniël niet naar huis. Hoe krijgen ze hem nu te pakken? Maar dat is niet hun enige probleem, want de sneeuwvlok begint ook nog eens te smelten! Komen ze ooit nog thuis?

Heb je deel 1 nog niet gelezen? Je vindt hem hier!

Het verhaal

“Wat nu?” fluisterde Sara. Ze stond samen met Daniël en Tim in de grote hal van het ijspaleis. Er kwam nog steeds een brommend geluid achter de deur bovenaan de trap vandaan.

“We moeten kijken of de ijsbeer de sneeuwvlok heeft”, zei Daniël. 

Hij had natuurlijk gelijk, maar ze durfden beiden niet te gaan kijken. Tim had daar geen last van, want hij was veel te nieuwsgierig. Voordat iemand het doorhad, was hij de trap al opgerend en gluurde hij door de kier in de deur.

“Tim, wacht!” riep Sara geschrokken. Ze ging vlug achter hem aan, maar haar broertje was al door de opening geglipt. Zij en Daniël hadden geen andere keus dan achter hem aan te gaan. 

Sara’s mond viel open zodra ze een voet door de deur had gezet. Dit moest de troonzaal zijn. Ze dacht dat de bibliotheek en de hal van het paleis al enorm waren, maar deze zaal was werkelijk gigantisch. 

Tegenover de deur stond een breed podium met drie treden, waar twee rijk versierde stoelen op stonden. Ze waren volledig gemaakt van ijs en hadden blauw fluwelen zittingen en rugleuningen. Ze stonden te glinsteren in het daglicht dat vanboven door het ijsdak van het paleis naar binnen viel. Langs de wanden van de troonzaal stonden groepjes comfortabele stoelen met zachte kussens en zowel links als rechts was er een grote openhaard in de wand gebouwd. Alleen die aan de linkerkant brandde nog, al was het nog maar een heel klein vuurtje. 

Voor het vuur lag een grote sneeuwwitte beer op een kleed te slapen. Hij snurkte nogal hard en klauwde af en toe met zijn enorme poten in het wollige kleed, alsof hij iets achterna zat in zijn dromen. Daniël en Sara deden tegelijkertijd een stap naar achteren. 

“Zie jij wat ik zie?” fluisterde Sara zo zacht als ze kon tegen Daniël.

“Ja,” piepte hij benauwd, “een enorme beer.”

Sara porde hem in zijn zij. “Dat bedoel ik niet. Kijk wat hij in zijn poten heeft.”

Daniël keek nog eens goed. De ijsbeer hield iets vast. Iets glimmends. 

“De sneeuwvlok!” 

Sara knikte. “We hebben niet veel tijd. Hij is aan het smelten.”

Ze had gelijk. Er lag al een klein plasje water op het dikke kleed en de sneeuwvlok bleef maar druppen.

“Misschien kunnen we het heel voorzichtig uit zijn poten trekken”, stelde Sara voor. 

Daniël keek haar geschokt aan. “Wat als hij wakker wordt?”

“Heb jij een beter idee?”

“Nou, nee. Maar—” 

Verder kwamen ze niet met hun discussie, want Tim had de sneeuwvlok ook gezien en was al naar de beer geslopen. Hij reikte ernaar met zijn kleine hand.

“Tim, niet doen!” piepte Sara.

Haar broertje draaide zich om en zette zijn handjes boos in zijn zij. “Ik kan het heus wel”, zei hij. Maar hij liet zijn handen vallen toen hij de angstige gezichten van Sara en Daniël zag. “Wat is er?”

Het gebrom stopte en een enorme schaduw viel over Tim heen. Snel draaide hij zich om. 

De beer stond op zijn achterpoten met zijn scherpe klauwen dreigend opgeheven en zijn bek wijd opengesperd. Tim gilde en rende zo hard hij kon naar zijn zus. De beer gromde gevaarlijk.

“Hij wil me opeten!” snikte Tim, terwijl hij zich in Sara’s armen stortte. 

Ze trok hem mee en met z’n drieën probeerden ze zo snel mogelijk weer door de deur naar buiten te glippen, totdat er plotseling een indrukwekkende stem door de troonzaal schalde.

“Opeten?” zei de stem spottend. “Ik heb al jaren niemand meer opgegeten. Mensen zijn veel te taai.”

Verbijsterd draaiden ze zich om en staarden naar de ijsbeer.

“Kan hij praten?” fluisterde Daniël zo zacht als hij kon in Sara’s oor, zodat de ijsbeer hem niet zou horen. 

Maar de ijsbeer had een uitstekend gehoor en snoof beledigd. “Natuurlijk kan ik praten. Wat denk je wel niet? Ik ben een beschaafde beer.” Hij liet zich zakken en ging weer op vier poten staan. 

Sara en Daniël konden even geen woord meer uitbrengen, maar Tim was in één klap over zijn schrik heen. Een pratende ijsbeer! Die zag je niet elke dag.

Hij deed nieuwsgierig een paar stappen naar voren. “Hoe heet jij?”

De ijsbeer ontblootte zijn tanden en gromde naar hem.

“Misschien hebben ijsberen helemaal geen naam”, zei Sara. 

Maar voor ze kon antwoorden galmde de stem van de ijsbeer weer door de troonzaal. “Natuurlijk hebben ijsberen een naam!”

“Hoe heet je dan?” hield Tim vol.

De ijsbeer zuchtte. “Mijn naam is Charlie.”

Een brede lach verscheen op Tims gezicht. “Ik ben Tim. En dat is mijn zus, Sara, en dat is Daniël.”

“Aangenaam kennis te maken. Maar ga nu maar weer weg en laat me alleen.”

“Dat kan niet”, zei Tim en hij trok zo’n serieus gezicht dat Sara bijna moest lachen. “We hebben de sneeuwvlok nodig.”

Charlie legde zijn poot beschermend over de sneeuwvlok en gromde. “Die is van mij.”

“Mogen we hem dan misschien even lenen?”

Charlie schudde nors zijn kop.

“Maar we hebben hem nodig”, protesteerde Tim. “Anders zien we papa en mama nooit meer.” 

“Dat is niet mijn probleem.” Charlie nestelde zich weer op het zachte kleed, maar hield zijn ogen strak op de kinderen gericht.

Tim zijn lip begon weer te trillen. 

“Alsjeblieft”, zei Sara. “Als de sneeuwvlok is gesmolten is het te laat. Je houdt hem te dicht bij het vuur.”

Charlie gromde. “Ga weg uit mijn huis.”

“Dit is jouw huis helemaal niet”, zei Daniël boos. “Dit is het paleis van de prins en de prinses.”

“En nu is het mijn paleis!” Charlie’s stem echode zo luid door de troonzaal dat de kinderen snel een stapje achteruit deden. Charlie schoof nog wat dichter naar het steeds kleiner wordende vuurtje. De sneeuwvlok begon harder te smelten.

“Waarom ga je niet naar je eigen huis?” vroeg Daniël.

“Daarom niet.”

“Waarom niet?” hield Daniël vol. Hij was er zat van dat mensen, of een ijsbeer in dit geval, altijd dachten dat ‘daarom niet’ een goed antwoord was. 

Maar Charlie gaf geen antwoord en schoof nog een stukje opzij. Het plasje water onder de sneeuwvlok werd alsmaar groter.

“Misschien kunnen we ruilen”, zei Sara snel. 

Charlie hief zijn kop achterdochtig op. “Hoe bedoel je ‘ruilen’?”

“Je houdt van vuur, toch?” Ze wees naar openhaard. “Is dat waarom je het paleis hebt overgenomen? Voor het vuur?”

Charlie keek haar een beetje betrapt aan. “Het is koud buiten”, mompelde hij.

“Maar je bent toch een ijsbeer?” giechelde Tim.

“Nou en?” gromde hij boos. “Die kunnen het soms ook best koud hebben.”

“Je kan er niet lang meer van genieten”, ging Sara verder. “Nog heel even en dat vuur is uit. Ik gok dat ijsberen zelf geen vuur kunnen maken. Zo zit het toch? Maar wij kunnen het weer voor je aansteken. Als je ons daarna de sneeuwvlok geeft.” 

Charlie zei niks, maar leek over haar woorden na te denken.

Daniël boog naar haar toe. “Maar dan wordt het hier nog warmer. Is er tegen die tijd nog wel genoeg van de sneeuwvlok over?”

“Wel als we snel zijn”, fluisterde Sara terug. Ze hoopte maar dat dat waar was. 

Charlie keek bedachtzaam naar het vuurtje dat nog maar een paar vlammetjes was. “Goed dan”, bromde hij. “Als jullie het vuur weer aansteken, krijgen jullie de sneeuwvlok.”

Sara verspilde geen moment en rende terug naar de bibliotheek, waar ze eerder een doosje lucifers op een kastje had zien liggen. Toen ze weer terugkwam, had Daniël al wat stukken brandhout gevonden en in de openhaard gelegd. 

Charlie stond naast Sara en Daniël en keek achterdochtig op hen neer terwijl ze het vuur aanstaken. Hij hield de sneeuwvlok veilig in zijn poten. 

Nu Tim ervan overtuigd was dat Charlie hem niet wilde opeten, durfde hij wel dichterbij te komen. Nieuwsgierig keek hij naar de pluizige, witte vacht van de beer. Hoe zou dat voelen? Hij stak zijn hand al uit, maar Charlie draaide zich vliegensvlug om en gromde luid.

Tim schrok zo dat hij achterover viel. Gelukkig kwam hij op het zachte kleed terecht. 

“Eigen schuld”, zei Charlie. “Ijsberen zijn niet om te aaien.”

Tim trok een gezicht en sloeg teleurgesteld zijn armen over elkaar. 

Inmiddels hadden Sara en Charlie het vuur aangestoken en laaiden de vlammen weer hoog op.

Sara hield haar hand uit. “De sneeuwvlok, alsjeblieft.” 

“Goed dan”, zei Charlie. “Afspraak is afspraak.” Hij liet de sneeuwvlok in haar hand glijden. Zijn poot was helemaal nat van het gesmolten ijs. In de warmte van de dansende vlammen liepen er straaltjes water van de sneeuwvlok af. Nog even en er was niks meer van over. 

“Oei”, zei Charlie. Hij voelde zich toch een klein beetje schuldig. De sneeuwvlok was harder gesmolten dan hij had gedacht. “Jullie moeten maar gauw gaan.”

Dat lieten ze zich geen twee keer zeggen. Met z’n drieën holden ze naar de deur. 

“We gaan het nooit redden, Sara”, hijgde Daniël. “Het is te ver weg.” 

Uit haar ooghoek zag Sara Charlie naar hen kijken en zijn oren spitsen.

“We moeten het proberen.” Sara’s stem bibberde een beetje.

Tim had dat allemaal niet gehoord en was alleen maar blij dat ze naar huis konden. Hij leek zijn teleurstelling dat hij Charlie niet mocht aaien alweer vergeten te zijn. Hij had vandaag een pratende ijsbeer ontmoet!

“Doei, Charlie. Wij gaan pannenkoeken eten.” Hij zwaaide enthousiast en Charlie hief aarzelend zijn poot op. 

Sara pakte Tim bij zijn hand. “Kom, we moeten snel zijn!”

Met een laatste blik op Charlie, die dicht bij het warme vuur lag en hen bedenkelijk na zat te kijken, raceten ze met z’n drieën het paleis uit. 

Ze konden de prins en de prinses in de verte zien staan, maar toch was de weg terug langer dan het leek. Ze kwamen niet snel vooruit in de dikke laag sneeuw, maar ploegden er dapper doorheen.

Toen ze ongeveer halverwege waren, zag Sara dat de sneeuwvlok nog maar een minuscuul stukje ijs was. Ze liet het aan Daniël zien en ze dachten allebei hetzelfde. We gaan het niet redden

Intussen deed Tim enorm zijn best om zo hard te rennen als zijn kleine beentjes hem konden dragen. Hij dacht niet zozeer aan de sneeuwvlok, maar hij wilde wel snel naar huis. Hij kon de stapel pannenkoeken die op hem lagen te wachten al bijna ruiken. 

Plotseling hoorden ze achter hen een dreunend geluid dat in sneltreinvaart dichterbij kwam. Sara en Daniël keken bezorgd om.

“Charlie?” zei Sara verbaasd. 

De ijsbeer rende in grote vaart op hen af en kwam toen in een golf van opspattend sneeuw naast hen tot stilstand.

Daniël trok verbaasd zijn wenkbrauw op. “Wat doe jij hier?”

“Door mij is de sneeuwvlok bijna gesmolten”, zei Charlie. “Ik ga jullie helpen.”

“Hoe dan?”

“Ik breng jullie naar de prins en prinses. Snel, klim op mijn rug!” Hij liet zich door zijn poten zakken.

Dat hoefde hij geen twee keer te zeggen. Sara hielp Tim omhoog en ging daarna achter hem zitten. Daniël sprong snel achter haar.

“Hou je goed vast”, bromde Charlie.

Ze grepen alle drie een handvol witte vacht en Charlie schoot er meteen vandoor. 

Dat ging snel zeg, op een ijsbeer! Ze voelden de koude wind langs hun oren suizen en door hun dikke jassen en sjaals blazen. De wereld om hen heen werd een grote witte waas terwijl het sneeuwlandschap in grote vaart langs hen heen raasde. 

Tim was dolgelukkig. Hij kon niet wachten om thuis aan iedereen die hij kende te vertellen dat hij op een ijsbeer had gereden. 

Ze hadden amper tijd om een paar keer met hun ogen te knipperen voordat ze al bij de prins en prinses tot stilstand kwamen. Die gilden luid toen ze de ijsbeer in volle vaart op hen af zagen komen en hielden elkaar stevig vast. Ze stonden te trillen op hun benen van angst. 

“Niet bang zijn”, riep Daniël terwijl ze zich van Charlie’s rug lieten glijden. “Wij zijn het maar.”

“Maar hoe—”

“Geen tijd voor vragen. De sneeuwvlok is bijna gesmolten!” Daniël keek verwachtingsvol naar Sara, maar zij stond alleen maar stilletjes naar haar hand te kijken.

“Sara?” 

Sara keek op en stak haar hand uit zodat iedereen het kon zien. De laatste druppels gesmolten ijs gleden tussen haar vingers door. 

De sneeuwvlok was niet meer. 

————————–

Sara moest haar best doen om niet in huilen uit te barsten. Hun enige hoop was voor haar ogen gesmolten. 

“Gaan we nu naar huis?” vroeg Tim onzeker. 

Niemand zei iets. 

“Nee”, zei Sara toen. “Nee, we kunnen nooit meer naar huis.”

Charlie liet zijn kop hangen. “Het spijt me”, zei hij. Zijn hete adem maakte dampende wolken in de lucht. 

Intussen was de prinses op haar knieën de plek aan het bestuderen waar de laatste druppels van de sneeuwvlok waren gevallen. 

De prins legde zijn hand op haar rug. “Is het genoeg?”

“Er is maar één manier om daarachter te komen”, antwoordde de prinses. Ze maakte een kommetje van haar handen en hield dat over de sneeuw waar de druppels in waren gevallen. Een zacht blauw licht scheen omhoog tussen haar vingers door. Met een geconcentreerde blik zat ze zo een tijdje op haar knieën in de sneeuw. Haar jurk werd helemaal nat, maar dat leek ze niet te merken.

“Wat doet ze?” vroeg Sara zacht, maar de prins legde zijn vinger tegen zijn lippen.

Pas na een aantal minuten, die wel een eeuw leken te duren, kwam de prinses weer overeind. Ze hield iets tussen haar handen, alsof ze een insect had gevangen. Een glimlach gleed over haar gezicht. De prins wist wat dat betekende en zuchtte opgelucht. 

“Hou je hand eens op”, zei de prinses tegen Sara. 

Sara deed wat de prinses van haar vroeg en voelde iets in haar hand glijden. Iets kouds. Haar ogen werden groot toen ze zag wat het was. 

“De sneeuwvlok!”

Tim en Daniël kwamen meteen kijken en ook Charlie kwam iets dichterbij. 

“We kunnen naar huis!” riep Daniël. 

“Yes, pannenkoeken!” juichte Tim. 

De prins en de prinsen hielden elkaar stevig vast en glimlachten breed, maar Sara zag ook dat hun ogen steeds bezorgd naar Charlie gleden.

“Geen zorgen, hij wil jullie niet opeten”, lachte ze.

“Niet?” vroeg de prins onzeker.

“Niet zolang je hem een warm vuurtje geeft om naast te liggen”, grijnsde Daniël.  

“Hij is een beetje een brombeer”, voegde Sara er met een glimlach aan toe. 

Charlie snoof luid, maar Sara zag een twinkeling in zijn ogen verschijnen.

“Hij heet Charlie!” zei Tim trots. 

De prinses deed een paar stappen naar voren en maakte een sierlijke buiging. “Aangenaam, Charlie.” Ze keek nog wel een beetje onzeker, maar een glimlach verscheen op haar gezicht toen Charlie zijn kop beleefd naar haar boog.

“Hebben jullie een plekje voor hem in het paleis?” vroeg Sara.

“Tja”, zei de prins, terwijl hij nadenkend over zijn kin wreef. “Een ijsbeer in het paleis. Dat is me toch wat.”

De prinses legde een hand op zijn schouder en ze fluisterde wat in zijn oor. De prins dacht even na, maar knikte toen.  

“Wat dacht je van je eigen kamer?” vroeg de prinses aan Charlie. “Met openhaard natuurlijk.”

Charlie zei niks en keek ze beiden alleen maar verbaasd aan.

“Hij kan toch wel praten?” zei de prinses bezorgd.

“Jawel hoor”, giechelde Sara. Ze gaf Charlie een bemoedigende por in zijn zij.

“Eh… ja”, stotterde Charlie. “Ik bedoel… graag. B-Bedankt!”

“Dat is dan geregeld”, zei de prins en hij stak zijn hand uit. Charlie deed zijn uiterste best om de hand van de prins heel voorzichtig te schudden met zijn enorme poot, maar die was veel te zwaar en de prins viel languit in de sneeuw. 

“Neem me niet kwalijk”, zei Charlie en schepte de prins met één beweging weer uit de sneeuw. 

De prinses en de kinderen proestten het uit en ook de prins zelf moest lachen. 

“Een ijsbeer in het paleis! Dat kan nog wel eens leuk worden”, zei de prinses toen de prins de sneeuw weer van zijn kleding had geklopt. “Laten we snel naar huis gaan.”

“En wij dan?” vroeg Sara. 

“Ach ja, bijna vergeten”, lachte de prinses. “Ik help jullie.” Ze nam de sneeuwvlok over van Sara en gebaarde naar de kinderen. “Hou me allemaal goed vast!”

Sara en Daniël haakten hun armen stevig in die van haar, en Sara hield de hand van Tim goed vast. 

“Zijn jullie er klaar voor?” vroeg de prinses.

De sneeuwvlok begon te gloeien en baadde hen in ijsblauw licht. Ze voelden hun voeten van de grond komen en langzaam zweefden ze omhoog. 

“Doei, Charlie!” riep Tim naar beneden, waar de ijsbeer ze verwonderd na zat te kijken. Charlie volgde het voorbeeld van de prins, die enthousiast naar ze stond te zwaaien, en hief zijn poot op. 

De prinses en de kinderen vlogen alsmaar hoger en hoger. De huisjes, de bomen en zelfs het paleis werden steeds kleiner, en ook Charlie en de prins leken wel speelgoedpoppetjes. Halverwege kwamen ze de walvis tegen, die vrolijk een stukje met hen mee zwom. Pas toen ze veilig de onderkant van het bevroren meer bereikten, zwaaide hij met zijn vin en zwom weer weg. 

“Wat doen we nu?” vroeg Sara. Ze keek omhoog door het ijs en zag de ijsbaan waar ze nog niet zo lang geleden nog op geschaatst hadden. 

“Jullie hoeven alleen maar je hand op het ijs te leggen en dan ben je weer thuis”, zei de prinses. 

“Bedankt voor de hulp”, zei Sara, terwijl ze alledrie hun hand tegen de onderkant van het bevroren meer legden. 

“Heel graag gedaan”, lachte de prinses. “En wees de volgende keer voorzichtig op de ijsbaan als het volle maan is. Je weet nooit waar je terecht komt.” 

Dekinderen voelden het ijs steeds warmer worden onder hun handen en alles begon te draaien. 

Net toen ze dachten dat het nooit meer zou stoppen, stond de wereld opeens weer stil. 

Verbaasd keken ze elkaar aan. Ze lagen op hun buik op het bevroren meer met hun neuzen tegen het ijs. Ze zagen de prinses onder het ijs naar hen knipogen en langzaam in blauw licht verdwijnen. Toen was er onder het ijs helemaal niks meer te zien, alleen de donkere bodem van het meer. 

Het was bijna alsof hun avontuur nooit was gebeurd. 

“Vreemd”, mompelde Sara. 

Wat zouden papa en mama ervan zeggen dat we zo lang weg waren? dacht ze er meteen achteraan. Maar toen ze omhoog keek naar de maan, stond die nog steeds op dezelfde plek als voordat ze in de ijswereld terecht waren gekomen. Hoe lang waren ze eigenlijk weggeweest? Sara en Tim namen afscheid van Daniël en gingen snel naar huis. 

Toen ze de keuken binnen kwamen, zette hun moeder net een stapel pannenkoeken op tafel.

“Ah, jullie zijn precies op tijd”, glimlachte ze. “Hebben jullie leuk geschaatst?” 

Tim begon meteen met zijn mond vol pannenkoek honderduit te vertellen over Charlie en het ijspaleis en dat hij een echte prins en prinses had ontmoet. 

Sara zag dat haar vader en moeder er niks van geloofden, maar toch luisterden ze aandachtig. 

“Dat klinkt als een geweldig avontuur”, zei hun vader. Tim knikte en even overwoog Sara om te zeggen dat het allemaal echt gebeurd was, maar ze wist dat dat geen zin had. Haar ouders zouden haar nooit geloven. Tenslotte geloofde ze het zelf amper.

“We gaan morgen weer schaatsen toch?” vroeg Tim aan Sara toen de laatste pannenkoek op was. 

Ze schoot in de lach toen ze zijn smekende gezicht zag. “Dat is goed.”

“Yes!” riep hij. “Dan kunnen we bij Charlie op bezoek!”

————————–

Die avond werd Tim naar bed gebracht door zijn vader. Sara stond in de deuropening van zijn slaapkamer terwijl haar vader hem instopte en de gordijnen dichtdeed. 

“Hé, het is volle maan. Weet je wat dat betekent?” zei hij tegen Tim. 

Tim schudde zijn hoofd. 

Zijn vader gaf hem een zoen op zijn voorhoofd en trok het dekbed nog wat verder omhoog. “Dat betekent extra mooie dromen vannacht.” 

Met een glimlach op haar gezicht liep Sara naar haar eigen kamer. 

Zij wist wel waar Tim vannacht over zou dromen.

 

 

Iets anders lezen? Bekijk alle avonturenverhalen of verhalen vanaf 8 jaar.