Mell heeft elke nacht dezelfde nachtmerrie waarin ze wordt achtervolgd door een weerwolf op een verlaten kermisterrein. En naarmate de maan voller wordt, komt de weerwolf elke keer een stukje dichterbij… Zal hij haar te pakken krijgen?
Het verhaal
Regen kletterde op de straatstenen van het plein. Mell voelde de druppels tot diep in haar kleding doordringen en in stroompjes uit haar haar lopen. Ze bleef hijgend staan en keek om zich heen. De maan scheen fel, waardoor ze gelukkig nog iets kon zien in deze donkere nacht. Ze zag niks bewegen tussen de gesloten attracties van de kermis, maar dat betekende niet dat ze niet meer achtervolgd werd. Haar hartslag klopte in haar keel en haar voeten deden pijn. Toch rende ze door, steeds verder en verder. Ze moest de kermis af.
Het huilende geluid in de verte ging over in gevaarlijk gegrom. Het zorgde voor koude rillingen over haar rug, maar ze keek niet achterom. Ze was nog maar een paar passen verwijderd van het hek. Daarachter zou ze veilig zijn.
De deur van het hek zat dicht. Ze wist niet zeker of het op slot zat of niet, maar ze moest het hoe dan ook proberen. Het was de enige uitweg.
Nog drie stappen… Ze hoorde zware poten op de straatstenen roffelen.
Nog twee… Het gegrom kwam steeds dichterbij.
Nog één… Mell greep de koude, metalen klink van het deur vast en drukte het naar beneden. Hij ging open! Ze wurmde zich door de opening en liet zich aan de andere kant van het hek in het natte gras vallen. Snel trapte ze de deur met haar voet dicht, die met een klap in het slot viel. Het gegrom en gehuil van het beest hield abrupt op.
Ze was veilig.
***
Badend in het zweet werd Mell wakker. Ze schoot omhoog in bed en keek paniekerig om zich heen. In het straaltje maanlicht dat tussen de gordijnen door scheen zag ze haar vertrouwde nachtkastje, bureau en kledingkast staan.
“Niks aan de hand”, zei ze hardop om zichzelf gerust te stellen. “Het was gewoon een nachtmerrie.” Met trillende hand pakte ze het glaasje water dat al klaar stond op haar nachtkastje. Zodra ze de eerste slok had genomen voelde ze zich meteen iets beter, alsof het water de nachtmerrie uit haar hoofd spoelde.
Nu ze wat rustiger was, viel het haar pas op dat haar gordijnen een stukje geopend waren. Ze had ze toch goed dichtgedaan toen ze op bed ging? Ze liep naar het raam en keek naar buiten. Het was een heldere nacht en de maan scheen fel over de daken. Over drie dagen zou hij helemaal vol zijn, precies op tijd voor Halloween.
Mell dacht aan de nachtmerrie die haar al een paar nachten achtervolgde. Hij was steeds hetzelfde. Wat zou dat betekenen?
In haar nachtmerrie liep ze midden in de nacht op een verlaten kermis. Ze had alleen haar pyjama aan en liep op blote voeten. De kou van de ruige straatstenen onder haar voeten en de regenachtige oktobernacht drongen diep door in haar lichaam, waardoor ze meteen begon te rillen. Verloren liep ze tussen de gesloten attracties door, haar adem snel en oppervlakkig, op zoek naar de uitweg. Het maanlicht zorgde voor vreemde schaduwen op de botsauto’s, de suikerspinkraam en de achtbaan met de vuurspuwende draak. De stoeltjes van de zweefmolen en de bakjes van het reuzenrad schommelden piepend heen en weer. Door de regen was alles kletsnat en glansde de hele kermis in het spookachtige licht van de maan. De gekke vormen van de attracties creëerden diepe schaduwen over het hele terrein.
Mell huiverde elke keer als ze langs het spookhuis liep. De ogen van de plastic vampier en het monster van Frankenstein die de ingang van het spookhuis bewaakten, leken haar wel te volgen bij elke stap die ze zette.
Dat was het moment dat ze het gehuil van de wolf hoorde. Mell kon hem niet zien, maar ze wist dat hij achter haar aan zou komen. Het gehuil werd luider. Het leek ver weg, maar tegelijkertijd ook zo dichtbij. Ze keek om zich heen, maar kon niks ontdekken. Elke schaduw leek te bewegen. Zag ze daar iets achter een bakje van het reuzenrad zitten? Of daar, in de hoek van het glazen doolhof?
Haastig liep ze verder, nog steeds op zoek naar de uitgang. Het hele kermisterrein was omheind met een hoog, metalen hek. Om mensen buiten te houden. Of was het juist om iets binnen te houden?
Ergens moest toch een deur zijn? De kermis was eindeloos groot en leek zich steeds verder uit te strekken. Mell had het gevoel dat ze al uren aan het lopen was.
Het angstaanjagende gehuil van de wolf ging langzaam over in een laag gegrom. Mell draaide zich met een ruk om, maar zelfs in het felle maanlicht zag ze niks anders dan de verlaten attracties van de kermis.
Weer klonk het dreigende gegrom. Het leek uit alle richtingen tegelijk te komen. Mells nekharen gingen overeind staan en ze begon weer te rennen. Ze had geen idee welke kant ze op moest, dus koos ze een willekeurige richting. Ze hoorde het gedreun van zware poten en gekras van scherpe nagels op de straatstenen. Het kwam alsmaar dichterbij. Ze wierp een haastige blik over haar schouders, maar weer zag ze niks.
Plotseling doemde de deur in het hek voor haar op. De uitgang! Ze rende zo hard ze kon, terwijl haar onzichtbare achtervolger dichterbij kwam. Ze pakte de klink van de deur, trok hem zo snel ze kon open en sprong haar redding tegemoet.
De nachtmerrie hield altijd op zodra ze achter het hek was. Dan werd ze paniekerig en zweterig wakker, alsof de droom haar niet wilde laten gaan. Elke keer weer hetzelfde ritueel.
Maar niet deze nacht. Deze nacht was het anders. Voor het eerst had ze een glimp opgevangen van het monster dat haar achtervolgde. En er was maar één woord dat door haar hoofd ging: weerwolf.
***
De volgende avond deed Mell haar gordijnen goed dicht voordat ze op bed ging. Misschien zorgde het licht van de maan er op een of andere manier voor dat ze nachtmerries had. Hopelijk zou ze dan deze keer een goede nachtrust kunnen hebben.
Maar helaas, zodra ze in slaap viel, stond ze weer op de verlaten kermis met de griezelige schaduwen die haar leken te volgen. Ze rende het hele terrein over in de stromende regen op zoek naar de uitgang, aangemoedigd door het gehuil en gegrom van de weerwolf.
Toen ze bijna bij de deur was, keek ze over haar schouder achterom, zoals ze altijd deed. Maar waar ze anders alleen een verlaten kermisterrein zag, stond de weerwolf nu vol in het zicht. Zijn zwarte vacht glansde in de regen en zijn rode ogen staarden haar hongerig aan. Met haar hart in haar keel sprong Mell door de deur. Het laatste wat ze zag voordat ze van haar nachtmerrie verlost werd, waren de ontblote tanden van de weerwolf terwijl hij een aanloop nam en kwijlend op haar af sprong.
Nat van het zweet schoot Mell omhoog in haar bed. Trillend haalde ze een hand door haar haar en zuchtte gefrustreerd. Weer die nachtmerrie! Waarom bleef ze steeds maar weer diezelfde droom beleven, nacht na nacht?
Dit keer had ze de weerwolf echt goed gezien.
Peinzend staarde ze naar het straaltje maanlicht dat op haar bed scheen. Maar wacht eens… maanlicht op haar bed? Ze had de gordijnen dit keer echt goed dicht gedaan voordat ze ging slapen. Verbaasd keek ze op. Haar gordijnen stonden half open en maanlicht stroomde vrij haar slaapkamer in. Hoe kon dat nou?
Mell stapte uit bed en schuifelde naar het raam. Hoewel er nu wel wat wolken langs dreven, was de maan minstens zo helder als de nacht ervoor. Nog maar één dag tot het volle maan zou zijn. Normaal lette Mell daar helemaal niet op, maar dit keer had ze er een vreemd gevoel bij. Ze kon de gedachte niet van haar afschudden dat de maan een rol speelde in haar nachtmerries.
Met een onrustig gevoel sloot ze de gordijnen, ging ze weer in bed liggen en viel ze al snel in een droomloze slaap.
***
De volgende ochtend stond Mell met een knoop in haar maag op. Ze kon het niet helpen om steeds aan de komende nacht te denken. Wat als de nachtmerrie nooit meer ophield? En wat zou er gebeuren als de weerwolf haar te pakken kreeg?
Het was Halloween. Overal waar Mell kwam kakelden plastic heksen naar haar, staarden skeletten van papier-maché haar met hun holle ogen aan en kwam ze groepjes mensen tegen met enge kostuums aan. Normaal hield Mell daarvan, maar nu werd ze er alleen maar zenuwachtig van.
Toen uiteindelijk de avond viel, ging haar zenuwachtige gevoel over in angst. Ze durfde bijna niet te gaan slapen. Het was nu echt volle maan en ook al was het onmogelijk, Mell voelde het licht bijna branden op haar huid. Met meer kracht dan nodig was, trok ze de gordijnen voor haar slaapkamerraam dicht. Voor de zekerheid zette ze de gordijnen aan elkaar vast met een paar wasknijpers. Die zouden nu in elk geval niet zomaar meer open kunnen gaan.
Vastbesloten om deze nacht niet te laten verpesten door nachtmerries, liet Mell het lampje op haar nachtkastje aan en deed ze haar best om alleen maar aan vrolijke dingen te denken toen ze in bed ging liggen. Maar terwijl haar ogen langzaam dichtvielen en haar ademhaling langzamer en dieper werd, verwelkomde het gehuil van een weerwolf haar voor de zoveelste keer in haar nachtmerrie.
Het waaide dit keer. Of beter gezegd, er raasde een storm over de kermis. Niet alleen de bakjes, maar het hele reuzenrad wiebelde heen en weer. De wind sloeg de regen hard in Mells gezicht en binnen een paar seconden was ze volledig doorweekt. Het dak van de suikerspinkraam rammelde en ook de ramen en spiegels in het spiegeldoolhof ratelden onder druk van de harde wind. Maar zelfs boven al dat kabaal uit, kon Mell het gehuil van de weerwolf horen.
Ze dwong haar ijskoude voeten om in beweging te komen en begon te rennen. De volle maan maakte de kermis dreigender en spookachtiger dan ooit tevoren. Mell deed haar best om de regen uit haar ogen te houden, maar met deze wind was dat bijna onmogelijk. Ging ze wel de goede kant op?
Ze bleef even staan om te kijken waar ze was, maar het doffe gedreun van rennende wolvenpoten zette haar meteen weer in beweging. Gelukkig herkende ze het silhouet van het spookhuis aan haar rechterhand. Ze wist dat ze alleen nog maar rechtdoor hoefde te gaan om bij de deur in het hek uit te komen.
Helaas had de storm andere plannen, want door een harde windstoot kwam de vampier die bij de ingang van het spookhuis stond los van de grond. Hij werd meegesleept door de storm en rolde met een enorme vaart over het terrein, recht op Mell af. Ze kon nog net op tijd opzij springen voordat de vampier haar als een bowlingbal onderuit zou kegelen. Ze verloor haar balans op de gladde straatstenen en landde pijnlijk op haar handen en knieën.
Terwijl ze weer opkrabbelde, stokte haar hart in haar keel. Ze keek recht in de hongerige ogen van de weerwolf. Hij stond een stukje verderop en liet haar geen seconde uit het oog. Hij ontblootte zijn tanden en een lange grom ontsnapte uit zijn keel. Plotseling zette hij zich af en met zijn bek ver opengesperd sprong hij recht op Mell af.
***
Met een angstige schreeuw werd Mell wakker. Hevig hijgend en in volle paniek zat ze rechtop in bed. Toen ze zag waar ze was, schudde ze haar hoofd om de nachtmerrie van haar af te schudden, maar hij bleef koppig aan haar kleven. Ook het glaasje water hielp deze keer niet. Het was bijna alsof ze de stinkende adem van de weerwolf nog om haar heen kon ruiken. De gordijnen stonden wagenwijd open en de volle maan verlichtte haar hele kamer. De wasknijpers waarmee ze de gordijnen zo zorgvuldig had vastgezet lagen verspreid over de grond, alsof ze van de gordijnen afgerukt waren.
Mell sprong uit bed en trok de gordijnen zo snel ze kon dicht. Het was pikdonker in haar slaapkamer en nu pas merkte ze dat haar nachtlampje niet meer brandde. Snel knipte ze het lampje weer aan en zakte verslagen neer op haar bed. Ze staarde naar het plafond. Hield deze nachtmerrie ooit op? Wat als het nooit meer zou stoppen?
Morgen is Halloween voorbij en is alles weer normaal, dacht ze. Morgen is Halloween voorbij en is alles weer normaal. Ze bleef het maar herhalen om zichzelf te kalmeren. Ze bleef urenlang wakker, maar uiteindelijk viel ze toch weer in slaap.
***
De volgende ochtend werd Mell heel laat wakker. Hoewel ze toch nog best lang had geslapen, was ze uitgeput. Ze liep naar de badkamer en staarde naar haar reflectie in de spiegel. Wat als Halloween niet het einde was? Wat als de nachtmerrie nog nachten doorging? Uiteindelijk zou de weerwolf haar te pakken krijgen, daar was ze van overtuigd.
In een waas ging de dag voorbij. Mell kon nergens anders meer aan denken dan aan de nacht die komen ging. Toen ze die avond op bed ging liggen, durfde ze haar ogen niet dicht te doen. Ze had de gordijnen gewoon weer dicht gedaan, zonder wasknijpers dit keer, maar had wel het lampje op haar nachtkastje weer aan gedaan.
De maan was niet meer helemaal vol en donkere wolken blokkeerden een groot deel van het maanlicht. Op een of andere manier zag het er een stuk minder dreigend uit dan de nachten ervoor. Mell hoopte maar dat dat een goed teken was. Wat als ze gewoon de hele nacht wakker zou blijven? Maar ze wist eigenlijk wel dat dat niet zou lukken. Ze was zo moe dat haar ogen ondanks dat ze trilde van de spanning bijna meteen dicht vielen zodra ze in bed lag.
***
Toen Mell de volgende ochtend wakker werd en ze slaapdronken haar slaapkamer rond keek, waren de gordijnen nog dicht en het lampje brandde gewoon nog op haar nachtkastje. Het duurde even voordat ze zich realiseerde dat ze die nacht helemaal geen nachtmerrie had gehad. Geen kermis, geen weerwolf, geen storm, helemaal niks. Een golf van opluchting stroomde door haar heen. Ze stapte opgewekt uit bed. Dit zou een goede dag worden. Eindelijk.
In opperbest humeur besloot ze die middag een wandeling te maken door het park. Ze wilde de wind door haar haren voelen en het geknisper van gevallen bladeren onder haar voeten horen. Zachtjes neuriënd fietste ze naar het park en zette haar fiets in het fietsenrek bij de ingang. Een man die bij haar in de straat woonde en in het park zijn hond uitliet, zag haar staan en groette haar voordat hij weer verder liep. Mell groette terug en met een tevreden glimlach op haar gezicht begon ze aan haar wandeling.
Het was heerlijk om de frisse lucht op haar gezicht te voelen en ze bewonderde de rode, gele en oranje kleuren van de herfstbladeren aan de bomen en op het pad. Langzaam vielen de gedachten aan haar nachtmerrie van haar af.
Toen ze aan het einde van de middag weer bij de ingang van het park uitkwam en ze haar fiets weer opzocht, begon het al een beetje te schemeren. Ze voelde zich heerlijk en kon niet wachten om thuis een kopje warme chocolademelk met slagroom te maken. Met haar fiets aan de hand liep ze nog even langs het bord waar al het nieuws van de stad op werd geplakt.
Dat had ze beter niet kunnen doen. Haar hart stond even stil en haar fiets gleed uit haar handen. Met een luide klap kwam hij op de tegels terecht. Mell kon alleen maar staren. Op het bord was een kleurrijke poster geplakt. In grote neonletters stond er:
VANAF MORGEN IN DE STAD
DE GROOTSTE KERMIS OOIT
De drakenachtbaan, het reuzenrad en het spookhuis met Frankenstein en de vampier stonden allemaal op de poster. Zelfs de suikerspinkraam en het spiegeldoolhof waren precies zoals in haar nachtmerrie.
Het begon te regenen, maar Mell kon zich niet bewegen. Wolken schoven aan de kant en een straal maanlicht verlichtte de felle kleuren van de poster. In de verte hoorde Mell een wolf huilen.
Ze liet haar fiets liggen waar hij lag en rende zoals ze nog nooit gerend had.
Iets anders lezen? Bekijk alle griezelverhalen of verhalen vanaf 12 jaar.
Leave a Comment