Als Tim, Sara en Daniël gaan schaatsen op het meer achter hun huis, hebben ze een geweldige middag. Maar dan ontdekken ze een magische sneeuwwereld onder het ijs. En het komt langzaam tot leven!
Het verhaal
“Kom je nog?” riep Sara naar haar kleine broertje.
“Ja, ja, ik kom!” Tim zat aan de rand van het meer in het koude gras en deed haastig zijn schaatsen aan. Het meer was helemaal bevroren en het ijs was eindelijk dik genoeg om op te schaatsen. Ze konden al weken niet wachten op het moment dat ze het meer op konden gaan. Ook hun buurjongen Daniël stond te popelen en had net als Sara zijn schaatsen al aan.
Het was lang geleden dat ze voor het laatst hadden geschaatst, dus ze stonden nog een beetje te wiebelen op het gladde ijs en probeerden elkaar giechelend omver te duwen. Eindelijk stond Tim ook op het ijs en kwam hij langzaam naar zijn zus toe geschuifeld.
De hele middag speelden ze op het ijs. Ze probeerden pirouettes te maken, deden wedstrijdjes wie het snelste kon schaatsen en maakten figuren in het ijs met de punten van hun schaatsen. Het meer lag vlakbij hun huis, maar lag zo verstopt tussen de bomen dat bijna niemand wist dat het bestond. Hierdoor hadden ze het meer helemaal voor zichzelf.
Aan het einde van de middag lagen ze alle drie uitgeput op het bevroren meer naar de lucht te kijken. De zon ging langzaam onder en de hemel kleurde rood en oranje. De volle maan kwam achter de wolken vandaan en baadde het bevroren meer in fel, wit licht.
“Moet je dat zien!” zei Tim.
“Mooi hè?” zuchtte Sara.
“Nee, niet de lucht”, zei Tim ongeduldig. “Kijk!”
Sara keek opzij. Haar broertje lag op zijn buik en drukte zijn neus plat tegen het gladde ijs. Even was ze bezorgd dat zijn neus vast zou vriezen aan het meer, maar dat was ze meteen weer vergeten toen ze zag waar hij naar keek. Zag ze nou een walvis zwemmen, daar onder het ijs? Verbaasd drukte ze net als Tim haar neus tegen het bevroren meer om het beter te kunnen zien.
Daniël volgde nieuwsgierig haar voorbeeld. “Zien jullie ook een walvis zwemmen of ben ik gek aan het worden?”
Maar er was geen twijfel over mogelijk. Daar zwom echt een walvis! Hij was zo wit dat hij wel licht leek te geven. Tevreden zwom hij rondjes, maakte koprollen en zwom soms zelfs op de kop, alsof hij zich extra uitsloofde voor de kinderen die naar hem zaten te kijken. Sara zou zweren dat hij op een gegeven moment zelfs naar haar zwaaide met zijn vin.
Toen begonnen ze langzaam maar zeker ook andere dingen onder het ijs te zien. Onder de walvis verscheen een heuvelachtig landschap dat bedekt was met een dikke laag sneeuw. Hier en daar stonden groepjes kleurrijke huisjes en dennenbomen, en overal liepen herten rond met grote geweien. Het was alsof ze van bovenaf in een levensgrote sneeuwbol zaten te kijken.
Een enorm gebouw doemde op in het sneeuwlandschap en begon steeds meer vorm te krijgen. Ze zagen torentjes met puntige daken ontstaan. Sneeuwwitte muren die glansden in het licht kwamen tevoorschijn. Een grote, dubbele deur, waarvan de bovenkant net als de torentjes eindigde in een punt, verscheen aan de voorkant.
“Een ijspaleis”, fluisterde Sara bewonderend.
De walvis zwom rondjes om het paleis heen en kwam af en toe weer naar de kinderen toe. Hij zwom zo dicht onder het ijs dat ze het gevoel hadden dat ze hem aan konden raken. Tim stak zijn hand uit, maar zijn vingers voelden alleen het bevroren meer waar hij op lag.
Plots verschenen er twee figuren in de sneeuw. De kinderen zagen een man en een vrouw die prachtige kleding aan hadden. De man was gekleed in een broek met hoge veterlaarzen en een fluwelen jasje met grote, zilverkleurige knopen. De vrouw had een witte jurk aan met kanten mouwen en een hele wijde rok. De jurk kwam helemaal tot aan de grond en was net als de kleding van de man versierd met zilverkleurig draad, waarmee mooie winterfiguren op het stof geborduurd waren. Ze leken allebei zo uit een sprookjesboek weggelopen te zijn.
“Wie zouden dat zijn?” zei Daniël.
“Een ijsprins en ijsprinses”, riep Tim enthousiast.
Toen de walvis een geluid maakte, keken de prins en de prinses omhoog en zagen ze de kinderen op het ijs liggen. Ze zwaaiden naar hen. De kinderen zwaaiden lachend terug.
Maar toen Sara nog eens goed keek, stonden de gezichten van de prins en de prinses helemaal niet blij, maar juist bezorgd. Ze zwaaien niet naar ons, dacht ze. Ze proberen ons ergens voor te waarschuwen.
Voordat ze iets kon doen of zeggen, gebeurde er iets vreemds. Het ijs begon te gloeien in het licht van de maan en Sara voelde het warmer worden onder haar lichaam, alsof ze op een kachel lag in plaats van op een bevroren meer. Aan de verbaasde gezichten van Daniël en Tim te zien, was ze niet de enige die het merkte.
Toen begon het ijs tot hun grote schrik te draaien, steeds sneller en sneller. Het hele meer veranderde in een grote draaikolk!
De drie kinderen gilden en probeerden uit alle macht omhoog te zwemmen, maar de draaikolk was veel te sterk. Ze knepen hun ogen dicht terwijl ze steeds verder naar beneden werden gezogen. De draaikolk slokte ze helemaal op en sleurde ze de diepte van het meer in.
Net toen ze het gevoel hadden dat ze voor altijd gevangen zaten in de draaikolk, hield het plotseling op. Alles was stil en ze lagen op hun rug op een zachte, maar koude ondergrond.
Ze opende voorzichtig hun ogen en het eerste wat ze zagen, was een walvis die door de lucht zwom. En een dikke laag ijs, heel hoog in de lucht, alsof het een doorzichtig plafond was. Een vriendelijk gezicht verscheen boven hen.
“Gaat het?” Het was de prinses die ze eerder hadden gezien. Ze keek hen één voor één bezorgd aan. Ze was zo mooi dat Sara er een beetje verlegen van werd. En ook Tim en Daniël staarden haar als betoverd aan. De prinses lachte en hielp de kinderen omhoog.
Ze keken om zich heen en zagen de huisjes, de elanden, de dennenbomen en het ijspaleis die ze eerder van boven hadden gezien. Er lag zo’n dik pak sneeuw dat ze er tot hun knieën in stonden. Ze waren in de sneeuwwereld onder het ijs beland!
“Is dit echt?” zei Daniël, terwijl hij met grote ogen omhoog keek naar de walvis, die af en toe langs vloog en een vrolijk geluidje maakte.
“Natuurlijk is het echt”, zei een warme mannenstem. Het was de prins die ze eerder samen met de prinses hadden gezien. Arm in arm stonden ze met z’n tweeën voor de kinderen.
“Wat is er gebeurd?” vroeg Sara.
“We probeerden jullie nog te waarschuwen”, zei de prinses somber. “Het is volle maan en dan is de poort tussen onze werelden een stuk dunner. Jullie zijn door het ijs in onze wereld gevallen. Het spijt me dat we jullie niet eerder konden waarschuwen.”
“Maar dat is toch helemaal niet erg?” zei Daniël opgewekt.
Daar was Sara het mee eens. Ze had nog nooit zo’n mooi winterwonderland gezien. Wat zouden ze hier een sneeuwpret hebben!
Tim was zelfs al begonnen aan een sneeuwpop en was ijverig grote ballen sneeuw aan het rollen. Dit zou de beste sneeuwpop worden die hij ooit had gemaakt. Dat wist hij nu al.
De prins glimlachte voorzichtig. “Dat is mooi, want jullie kunnen helaas niet meer terug.”
Daar waren ze even stil van.
“Hoe bedoel je ‘niet meer terug’?” vroeg Sara. “We kunnen straks toch wel weer naar huis?”
De prins keek hen vol medelijden aan. “Ik ben bang van niet”.
Sara kreeg meteen een naar gevoel in haar buik. Zo te zien was zij niet de enige, want ook Daniël keek een beetje benauwd. Deze sneeuwwereld was geweldig, maar als dat betekende dat ze nooit meer naar huis konden, was het toch plotseling minder leuk.
“Behalve-”, zei de prinses aarzelend. Maar de prins legde een hand op haar arm en schudde zijn hoofd.
“Behalve wat?” drong Daniël aan.
“Ze moeten het weten”, zei de prinses tegen de prins. Ze keerde zich naar Sara en Daniël. “Er is één manier om weer terug te komen.”
“Gelukkig”, zuchtte Sara. “Hoe doen we dat dan?”
“Met de eerste sneeuwvlok”, zei de prins ernstig.
Daniël trok zijn wenkbrauw op. “De eerste sneeuwvlok? Wat betekent dat?”
“Jullie hebben de allereerste sneeuwvlok die ooit in deze wereld is gevallen nodig.”
Sara keek naar het dikke pak sneeuw waar ze in stonden. Dat waren miljoenen sneeuwvlokken. Hoe konden ze ooit de sneeuwvlok vinden die als allereerste was gevallen?
Maar de prins leek haar gedachten te raden. “We bewaren hem in ons paleis. In een speciaal ijsdoosje, zodat hij niet smelt natuurlijk.”
Daniël en Sara volgden zijn blik. De puntige torens en muren van het ijspaleis blonken in het licht van de maan. Ze konden er zo heen lopen.
“Dan gaan we hem toch halen?” zei Sara. Ze snapte er niks van. Waarom keken de prins en de prinses zo angstig?
“Dat gaat niet”, zei de prinses met trillende stem.
Daniël sloeg zijn armen ongeduldig over elkaar. “En waarom dan niet?”
“Vanwege de verschrikkelijke ijsbeer.” De prins keek vluchtig om zich heen, alsof hij bang was dat iemand hem kon horen. “Hij heeft ons paleis overgenomen.”
Sara en Daniël keken elkaar aan. De verschrikkelijke ijsbeer? Dat klonk niet erg gezellig.
“Hij kwam zomaar naar binnen gelopen”, huiverde de prinses. “We hebben hem natuurlijk beleefd gevraagd om weg te gaan, maar daar trok hij zich niks van aan. Hij gromde alleen maar en wilde ons opeten!”
“We zijn op zoek naar iemand die de beer kan verjagen”, voegde de prins eraan toe. “Maar niemand durft. En ik kan het ze eigenlijk ook niet kwalijk nemen.” Hij wierp een angstige blik op het ijspaleis.
“Ik ben bang dat we jullie niet kunnen helpen om thuis te komen. Jullie zullen hier moeten blijven”, zei de prinses zacht. Het medelijden was duidelijk af te lezen in haar grote, blauwe ogen.
“Cool!” riep Tim. Hij had het grootste deel van het gesprek gemist, want hij was te druk met zijn sneeuwpop. Hij had net het hoofd van de sneeuwpop op zijn plek gezet en was nu op zoek naar steentjes of takjes waar hij ogen en een neus mee kon maken.
“Helemaal niet cool”, zei Sara, die nu toch wel een beetje in paniek raakte. “Je wil papa en mama toch wel een keer weer terugzien?”
Daar had Tim nog niet aan gedacht. “We gaan straks toch wel weer naar huis?” Zijn onderlip begon al een beetje te trillen en Sara sloeg haar arm om zijn smalle schouders.
“Natuurlijk”, zei Daniël snel. “We hoeven alleen maar de sneeuwvlok te vinden.”
“En de verschrikkelijke ijsbeer dan?” Sara huiverde.
“We moeten het tenminste proberen. Anders komen we nooit meer thuis.”
Daar had hij gelijk in.
“Weten jullie het zeker?” vroeg de prins bezorgd. “De ijsbeer is erg gevaarlijk.”
Maar de kinderen hadden hun keuze gemaakt.
“Jullie zijn erg dapper”, zei hij bewonderend.
Hij legde uit waar ze de sneeuwvlok precies konden vinden. De prinses had hem veilig in de bibliotheek van het paleis neergelegd. Om daar te komen hoefden ze alleen maar de voordeur door, links van de trap door een deur te gaan en een lange hal door te lopen. Het was niet moeilijk te onthouden.
“Dat gaat ons wel lukken”, zei Daniël. Sara knikte vastberaden om Tim niet ongerust te maken, maar stiekem was ze toch een beetje zenuwachtig. Ze hoopte maar dat ze de ijsbeer niet tegen zouden komen.
Ze zeiden gedag tegen de prins en de prinses en met z’n drieën gingen ze op weg naar het paleis. Toen Sara nog even achterom keek, zag ze dat de prins en de prinses hen bezorgd nakeken.
——————————-
Ze moesten de hele weg door een dikke laag sneeuw lopen, maar dat vonden ze geen van drieën erg. Ze gooiden onderweg sneeuwballen naar elkaar of wezen naar alle wonderlijke dingen die ze tegenkwamen.
“Kijk, een eland!”
“Daar gaat de vliegende walvis weer!”
“Hij zwaaide naar me!”
De tijd vloog voorbij en voor ze het wisten stonden ze al voor de enorme poort van het ijspaleis. Het paleis was nog groter dan hij van een afstandje had geleken. De poort zelf bestond uit twee zware, houten deuren met deurklinken in de vorm van sneeuwvlokken.
Vastberaden liep Daniël naar een van de deuren, trok de klink naar beneden en duwde er met zijn hele gewicht tegenaan. Even was hij bang dat de deur op slot zat, maar toen ging hij krakend een stukje open. De kier was groot genoeg om doorheen te kunnen en hij glipte snel naar binnen, op de voet gevolgd door Sara en Tim. Sara hield Tims hand stevig vast. Ze wilde niet dat hij door het paleis ging dwalen en de ijsbeer per ongeluk tegenkwam.
De grote hal van het paleis was enorm en, op een paar losse stoelen na, ook helemaal leeg. Aan het plafond hing een indrukwekkende glazen kroonluchter en aan de overkant van de hal zagen de kinderen een brede trap die rechtstreeks naar een grote deur leidde op de eerste verdieping. Naast de trap was een deur, net zoals de prins het had omschreven. Die zou naar de bibliotheek moeten leiden.
Ze letten goed op dat ze hun voeten voorzichtig neerzetten, want elk klein geluidje echode keihard door de grote, lege hal.
Opeens bleef Tim staan.
“Wat is er?” vroeg Sara. “Zie je de ijsbeer?” Verschrikt keek ze om zich heen.
“Luister eens”, zei hij.
Daniël bleef ook staan en ze luisterden. Een zacht gebrom echode door de ruimte.
“Waar komt dat vandaan?” vroeg Sara. Tim wees naar de grote deur bovenaan de trap, die op een kiertje stond. Daar leek inderdaad het geluid vandaan te komen.
“Dat is vast de ijsbeer”, fluisterde Sara zo zacht als ze kon. Ze zag een beetje bleek.
“Hij snurkt”, giechelde Tim.
Maar Sara vond het niet zo grappig. Wat als de beer wakker werd en op zoek ging naar een lekker hapje?
Tim trok ongeduldig aan haar hand. Sara wist wel wat dat betekende. Hij wilde de beer graag zien. Ze schudde streng haar hoofd en trok haar kleine broertje mee. Gelukkig protesteerde hij niet en ging hij gewoon mee, hoewel hij zijn ogen niet van de grote deur af kon houden.
Geruisloos slopen ze met z’n drieën de hal door en legde Daniël zijn hand op de deurklink. Die ging zonder problemen open en ze glipten snel de lange gang in die erachter lag. Toen Daniël de deur achter hen dicht had gedaan, blies Sara opgelucht haar ingehouden adem uit. Gelukkig waren ze bijna op hun bestemming.
De prins en de prinses hadden gezegd dat de bibliotheek aan het einde van de gang was en inderdaad, toen ze bij het einde aankwamen, vonden ze een deur waar in sierlijke zilveren letters ‘bibliotheek’ op was geschilderd.
De bibliotheek was net als de rest van het paleis enorm en was van de grond tot aan het plafond gevuld met boeken. Sara dacht dat er geen boek meer bij kon, want er was geen enkel plekje meer vrij in de overvolle kasten. De smalle, maar lange glas-in-lood ramen tussen de kasten lieten veel licht door en projecteerden kleurrijke figuren op de grond.
Tim rende meteen van de ene kast naar de andere om alle mooie kaften te bekijken. Even was Sara bang dat de ijsbeer het zou horen, maar het tapijt was hier zo dik dat het al het geluid van voetstappen dempte, dus liet ze hem zijn gang gaan.
Daniël was snel naar het bureau gelopen dat in het midden van de bibliotheek stond. In een van de laatjes had de prinses de sneeuwvlok verstopt.
“Oh nee”, kreunde hij.
Sara kwam meteen naar hem toe. “Wat is er?” Maar toen zag ze het.
Er zaten diepe krassen in het bureaublad. Het soort dat alleen maar gemaakt kan worden door een groot dier met scherpe klauwen. Twee laatjes waren uit het bureau getrokken en lagen op de grond. Eentje was helemaal versplinterd en rondom de andere lagen allerlei papieren verspreid. Het derde laatje, waar de sneeuwvlok in zou moeten liggen, hing half uit het bureau en was helemaal verbogen. Een kapot doosje gemaakt van ijs lag open in het laatje. Er was geen sneeuwvlok te bekennen.
“Kunnen we nu naar huis?” vroeg Tim. Hij had alweer genoeg van de boeken en begon trek te krijgen. Het was thuis tenslotte bijna etenstijd en zijn moeder had beloofd dat ze pannenkoeken zou maken.
“Ik ben bang van niet”, zei Sara somber. Zij en Daniël keken elkaar bezorgd aan. Ze hadden een groot probleem.
De ijsbeer had de sneeuwvlok.
Weten hoe het verhaal verder gaat? Lees vanaf volgende week ook deel 2!
Iets anders lezen? Bekijk alle avonturenverhalen of verhalen vanaf 8 jaar.
Laat een reactie achter